Vordering van verhuurder tot ontruiming wegens overlast afgewezen
Een man huurt vanaf 2008 een woning van een woningbouwcorporatie (een stichting). De corporatie stelt dat de man ernstige overlast veroorzaakt:
‘Gedaagde veroorzaakt zeer ernstige overlast in en vanuit de woning, zowel overdag als ’s nachts. De overlast bestaat onder meer uit openbare dronkenschap op straat, bedreigen van omwonenden, het deponeren van handgeschreven briefjes met beledigende teksten in de brievenbussen van omwonenden en het naakt bij de buren aanbellen. Door het gedrag van Gedaagde wordt het woon- en huurgenot van omwonenden gefrustreerd. Gedaagde schiet ernstig tekort in de nakoming van zijn verplichting zich als goed huurder te gedragen. De overlast is dermate ernstig dat van de stichting het voeren van een bodemprocedure niet kan worden verlangd, alles aldus de stichting.’
De woningcorporatie vordert in kort geding ontbinding van de huurovereenkomst en een bevel tot ontruiming van de woning. Deze vordering weigert de voorzieningenrechter af te geven. In het dossier zijn slechts twee gedateerde klachten te vinden. Daarom is er geen sprake van een spoedeisend belang en is een bodemprocedure op zijn plaats. Zie BK9133.