Verlenging tijdelijk huisverbod rechtmatig
In januari 2010 legt een loco-burgemeester een tijdelijk huisverbod op aan een man. Hij verlengt het huisverbod vervolgens met tien dagen op basis van artikel 9 van de Wet tijdelijk huisverbod. De man stelt dat dit verlengingsbesluit niet rechtsgeldig is aangezien de loco-burgemeester het besluit heeft genomen. De voorzieningenrechter stelt daarentegen dat de loco-burgemeester deze bevoegdheid middels een mandaatsbesluit toekomt.
De man stelt vervolgens dat hij niet meer in het betreffende huis staat ingeschreven: zijn moeder heeft hem uit het GBA laten uitschrijven als bewoner. Volgens de man kan het huisverbod daarom niet in stand blijven. De voorzieningenrechter stelt:
“De omstandigheid dat verzoeker naar eigen zeggen door zijn moeder is uitgeschreven uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) en ook overigens niet meer feitelijk bij zijn moeder woonachtig is, betekent niet dat verweerder niet tot verlenging van het huisverbod heeft kunnen beslissen. Immers, ingevolge artikel 2 van de Wth kan een huisverbod worden opgelegd aan een persoon indien diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de medebewoners. Niet vereist is dat de uithuisgeplaatste op het adres van die woning staat ingeschreven. Het gaat om de woning waar de uithuisgeplaatste feitelijk woont. Ter terechtzitting heeft verzoeker bovendien verklaard dat hij momenteel tijdelijk in een portiek dan wel bij vrienden verblijft en dat hij naar de woning van zijn moeder wenst terug te keren.”
Het besluit tot verlenging is volgens de voorzieningenrechter rechtmatig genomen:
“Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder derhalve aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen leggen dat de achterblijver c.q. de moeder van verzoeker gebaat is bij een verlenging van het huisverbod om haar in de verlengingsperiode door middel van het inzetten dan wel voortzetten van hulpverlening nog weerbaarder te maken tegen de uithuisgeplaatste. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder daarmee zijn bevoegdheid tot het verlengen van het huisverbod niet gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend.”
Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.
Zie LJN: BL4403