Sluiting woning vanwege hennepkwekerij niet in strijd met art. 8 EVRM
De burgemeester van Venlo sluit een woning op grond van art. 13b Opiumwet. In de woning is een hennepkwekerij gevonden. Eerder beslist de rechtbank dat de burgemeester bevoegd was tot sluiting. Wel was de sluitingsduur te lang. De burgemeester besluit vervolgens de woning voor drie maanden te sluiten. De bewoners stellen dat deze sluiting in strijd is met art. 8 EVRM. Dit blijkt tevergeefs:
4. Verzoekers hebben aangevoerd dat de afweging van het algemeen maatschappelijk belang om drugsoverlast en –handel terug te dringen, enerzijds, tegenover de persoonlijke gevolgen voor verzoekers en hun dochter en de beschermende werking van artikel 8 van het EVRM, anderzijds, niet rechtvaardigt dat de woning van verzoekers zonder voorafgaande waarschuwing voor de duur van drie maanden wordt gesloten. Daartoe betogen verzoekers dat zij geen vervangende woonruimte hebben en dat zij vervangende woonruimte ook niet kunnen betalen. Verder dat zij niet bij familie of vrienden terecht kunnen. De caravan van verzoekers staat nu in de provincie Gelderland en is niet geschikt om er met drie personen, gedurende drie maanden in te wonen. Daarbij komt dat de camping in Gelderland op 1 november a.s. dicht gaat. Verzoekers voeren ten slotte nog aan dat zij niet eerder met justitie in aanraking zijn gekomen, dat zij zelf geen hennep hebben gekweekt en alleen uit financiële nood hun zolderverdieping hebben verhuurd. Van concrete overlast of klachten wegens aanloop van drugsgebruikers bij hun woning is niet gebleken en evenmin dat hun woning als drugspand bekend zou staan. Volgens verzoekers had verweerder onder deze omstandigheden met een waarschuwing dienen te volstaan.
5. Ter uitvoering van de uitspraak van deze rechtbank van 27 juli 2011 heeft verweerder de omstandigheden, die in het kader van de ingevolge artikel 8 van het EVRM vereiste evenredigheidstoets, als relevant zijn aan te merken, in kaart gebracht en heeft deze afgewogen. Verweerder heeft daartoe het algemeen belang dat met bestrijding van drugshandel is gediend, zoals dat in de beleidsregels is neergelegd, de omstandigheid dat verzoekers hun zolderruimte tegen een hoge vergoeding hebben verhuurd aan een persoon die daar geruime tijd een professioneel opgezette hennepkwekerij heeft geëxploiteerd en dat verzoekers verantwoordelijk zijn voor hetgeen in hun woning gebeurt, enerzijds, afgezet tegen de impact die een sluiting van de eigen woning voor verzoekers heeft en de omstandigheid dat van concrete overlast of onrust in de directe omgeving niet is gebleken, anderzijds. Na afweging van die belangen heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat een sluiting voor drie maanden een proportionele maatregel is. Met betrekking tot het effect van de maatregel heeft verweerder erop gewezen dat het in de regio geen probleem is om vervangende woonruimte, bijvoorbeeld op een vakantiepark, te vinden.
6. De rechter is niet gebleken van omstandigheden aan de zijde van verzoekers, welke door verweerder niet in zijn belangenafweging zijn betrokken. Gelet op voormelde motivering van het bestreden besluit kan naar het oordeel van de rechter niet worden gezegd dat een sluiting voor de duur van drie maanden ertoe leidt dat het recht op respect voor het privé leven, het familie- en gezinsleven en de woning, als bedoeld in artikel 8 van het EVRM, onevenredig wordt aangetast. De omstandigheid dat er inmiddels door de duur van de procedure geruime tijd is verstreken sinds de ontdekking van de hennepkwekerij, is voor de rechter geen aanleiding te concluderen dat de belangenafweging tot een minder vergaande maatregel had moeten leiden.
Zie LJN: BV3813.