Sluiting op grond van art. 174a Gemeentewet Tilburg onrechtmatig

De burgemeester van de gemeente Tilburg sluit op grond van art. 174a Gemeentewet een woning voor de duur van drie maanden. Hij verklaart het door de bewoner gemaakte bezwaar ongegrond. De rechtbank verklaart het ingestelde beroep gegrond. Het besluit tot sluiting van de woning is onvoldoende gemotiveerd. Uit het door de burgemeester overlegde dossier blijkt niet dat sprake is van de voor sluiting vereiste verstoring van de openbare orde. De burgemeester stelt vervolgens hoger beroep in tegen de uitspraak van de rechtbank.

De Afdeling stelt dat de reikwijdte van art. 174a Gemeentewet ruimer is dan alleen drugsgerelateerde verstoringen van de openbare orde. Sluiting van een woning is gezien de parlementaire geschiedenis slechts gerechtvaardigd bij overlast die wat betreft de risico’s voor de omgeving te vergelijken is met drugsoverlast. De overlast dient maatschappelijk onaanvaardbare vormen te hebben aangenomen en dient niet bestreden te kunnen worden met andere, minder ingrijpende middelen. De verstoring van de openbare orde moet voorts een ernstige bedreiging van de veiligheid en gezondheid van mensen in de directe omgeving van de woning inhouden. Volgens de Afdeling kan aan deze laatste eis alleen worden voldaan wanneer de overlastgevende gedragingen op zichzelf ernstig zijn. Op zichzelf niet ernstige incidenten kunnen niet tezamen de sluiting van een woning rechtvaardigen.

In de door de burgemeester in deze zaak overlegde politierapporten worden de overlastgevende gedragingen die tot sluiting hebben geleid slechts in algemene zin gekwalificeerd. Niet is beschreven wie zich wanneer en waar op welke concrete wijze heeft gedragen. Enkele documenten in het dossier zijn wel toegespitst op concrete overlastgevende gedragingen. Het gaat hier om klachten omtrent geluidsoverlast en bedreigingen of intimidaties. Geluidsoverlast is gezien de parlementaire geschiedenis een onvoldoende ernstige vorm van overlast om sluiting van de woning te kunnen rechtvaardigen. Het is niet duidelijk of de klachten over bedreigingen en intimidaties zijn geverifieerd of tot vervolging hebben geleid. Gezien het voorgaande heeft de rechtbank daarom volgens de Afdeling met juistheid overwogen dat het besluit van de burgemeester op een ondeugdelijke motivering berust.
Het hoger beroep is ongegrond.

Zie LJN: BO5718.

De gemeente Tilburg vindt dat rechters niet genoeg ‘street wise’ zijn. Zie hier.

Commentaar

1. Onderliggende zaak is al vaker onderwerp van bespreking geweest in dit tijdschrift. Uit deze uitspraak van de Afdeling blijkt dat de Tilburgse woningsluiting op grond van de Wet Victoria onrechtmatig is. De betrokken zigeunerfamilie veroorzaakte volgens de burgemeester veel overlast rondom de woning. De overlast zou bestaan uit verkeersonveilig gedrag, parkeeroverlast, geluidsoverlast, bedreigingen, intimidaties, vervuiling, overbewoning, onzedelijk gedrag, mishandelingen, wapenbezit en vermogensdelicten. De familie haalt in 2009 juridisch bakzeil bij de voorzieningenrechter, waarna de Rechtbank Breda het ingestelde beroep gegrond verklaart. De burgemeester heeft volgens de rechtbank zijn besluit onvoldoende gemotiveerd (zie Voorzieningenrechter Rechtbank Breda, 5 juni 2009, LJN: BI6630; JG 09.0073 m. nt. M. Vols & J.G. Brouwer; Rechtbank Breda 19 april 2010, JG 10.0059 m. nt. M. Vols). De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

2. In de annotaties bij de hiervoor aangehaalde uitspraken waarschuwen Brouwer en ik voor een juridisch te vergaand gebruik van de bevoegdheid uit art. 174a Gemeentewet (zie eveneens M. Vols & J.G. Brouwer, ‘ Nederland wordt steeds asocialer. De buurtrechter als reddende engel’, in E. von Boné, De vrederechter alias de buurtrechter, Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam 2010, pp. 61-85). De sluitingsbevoegdheid kan de burgemeester gezien de parlementaire behandeling slechts inzetten in gevallen van een verstoring van de openbare orde die een ernstige bedreiging van de veiligheid én gezondheid van mensen in de directe omgeving van de woning inhoudt. De Afdeling bevestigt in onderliggende uitspraak deze (cumulatieve) voorwaarde om gebruik te maken van de sluitingsbevoegdheid. Bovendien stelt de Afdeling de eis dat voor de sluiting nodig is dat de overlastgevende gedraging op zichzelf ernstig is: een accumulatie van minder ernstige overlast rechtvaardigt woningsluiting niet. Geluidsoverlast in de zin van burengerucht is onvoldoende ernstig om sluiting van de woning te rechtvaardigen.

3. Door deze uitspraak werpt de Afdeling een dam op tegen het groeiende gebruik van de Wet Victoria binnen de aanpak van burenoverlast. Politiek Den Haag heeft dat inmiddels opgemerkt. De Tweede Kamerleden Marcouch en Monasch hebben Kamervragen gesteld over ‘het tekortschieten van de Wet Victoria’ aan de Minister van Veiligheid en Justitie.

Update november 2011, zie over de buitengerechtelijke ontbinding (Wet Victor) LJN: BU3306.