Ontbinding huurovereenkomst wegens drugsoverlast afgewezen
De vordering van een woningstichting tot ontruiming van een huurovereenkomst en ontruiming van de woning wegens drugsoverlast wordt door de kantonrechter en het gerechtshof afgewezen. Het is aan de woningstichting om te bewijzen dat de huurder in zijn verplichtingen als huurder is te kort geschoten. Het toevoegen van een proces-verbaal van politie is daarvoor niet voldoende. Het Hof stelt het volgende:
‘Dat de politie de woning van huurder heeft geobserveerd en heeft gezien dat daar enige bij haar als harddrugsgebruikers bekend staande personen binnen zijn geweest, levert nog geen bewijs op dat huurder zelf in harddrugs heeft gehandeld.’
Wel is voldoende zeker dat anderen in de woning drugs hebben verhandeld. Uit het proces-verbaal blijkt echter niet afdoende dat overlast voor omwonenden is veroorzaakt:
‘Dat dit overlast heeft veroorzaakt voor omwonenden, is wel aannemelijk, doch blijkt niet afdoende uit het in het geding gebrachte proces-verbaal. Het proces-verbaal bevat een verklaring van [persoonsnaam], brigadier van politie, dat een aantal klachten van ergerlijke overlast en rumoer, zowel overdag als ’s nachts, veroorzaakt door harddrugs-gebruikers zijn binnengekomen. De bijlagen, waar hij over spreekt, zijn door Rentree niet in het geding gebracht noch zijn op dit punt andere bewijsstukken overgelegd. Het hof acht het overgelegde bewijs per saldo op dit onderdeel uiterst dun.’
Huurder moet wel de schade aan de voordeur als gevolg van de inval door de politie betalen. Zie BK4385.
Het is opvallend dat hier geen gebruik is gemaakt van artikel 13b Opiumwet. In dat geval had de huurovereenkomst, zonder rechterlijke tussenkomst, ontbonden kunnen worden op grond van artikel 7:231 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Zie hier voor toelichting van deze mogelijkheid.