Kinderdagverblijf verboden door Vereniging van Eigenaren
Gedaagde is rechthebbende op een appartementsrecht. De splitsingsakten van het appartementengebouw geven gedaagde het recht op het gebruik van het appartement als winkel. Gedaagde wil het appartement gebruiken als kinderdagverblijf. De Vereniging van Eigenaren vordert bij de rechtbank een verbod op het in strijd met de bestemming gebruiken van het appartement. De rechtbank overweegt:
“3.2. De voorzieningenrechter is met eisers van oordeel dat de splitsingsakten leidend zijn voor de bestemming van de appartementen. Niet in geschil tussen partijen is dat de bestemming van de appartementen op grond van de splitsingsakten een bedrijfsruimte (winkel) is. Tevens is niet betwist dat voor een bestemmingswijziging toestemming nodig is van de betrokken vereniging van eigenaren. Gedaagde voert echter aan dat de exploitatie van een kinderdagverblijf onder de in de splitsingsakten genoemde bestemming valt op grond van een ruime en tijdgebonden uitleg.
3.3. Bij beantwoording van de vraag of een kinderdagverblijf onder de bestemming ‘winkel’ valt, komt het aan op de in de splitsingsakten tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in deze akten gebezigde bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte. Volgens het Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal luidt de omschrijving van een winkel: ‘gebouw, huis of gedeelte daarvan waar koopwaren in het klein verkocht worden’. Aangezien een kinderdagverblijf beoogt om een bepaalde dienst (de opvang van kinderen) te verlenen en niet om koopwaren te verkopen, valt de exploitatie hiervan niet onder de voornoemde omschrijving. Nu de aard van een kinderdagverblijf ook naar huidige maatstaven niet strookt met de aard van een winkel, kan een ruime of tijdgebonden uitleg van het laatste begrip niet tot een ander oordeel leiden.”
Vervolgens gaat de rechtbank in op het betoog dat de weigering van toestemming van de Vereniging van Eigenaren niet redelijk is. Dit verweer slaagt volgens de Rechtbank niet:
“Een kinderdagverblijf kan een positieve invloed hebben op een woonwijk. Dat laat echter onverlet dat de aanwezigheid van een kinderdagverblijf in de appartementen een vermindering van het woongenot of waardevermindering van de omliggende woningen tot gevolg zal kunnen hebben. Daarbij komt dat – hoewel getwist kan worden over de mate van overlast – een kinderdagverblijf met zich brengt dat er meer verkeer in de straat zal zijn bij de opening en sluiting daarvan vanwege het brengen en ophalen van kinderen, er op die tijden minder parkeerplekken beschikbaar zullen zijn en de geluiden in de straat zullen toenemen. Aan het verweer van gedaagde dat de overlast van het kinderdagverblijf verwaarloosbaar zal zijn gelet op de openingstijden daarvan en de leeftijdscategorie waar hij zich op richt, wordt voorbijgegaan aangezien gedaagde – indien hem thans wordt toegestaan een kinderdagverblijf te starten – de mogelijkheid zou hebben zijn activiteiten binnen de kaders van die bestemming uit te breiden. Nu eisers hun belangen bij het voorkomen van het vestigen van een kinderdagverblijf in de appartementen voldoende aannemelijk hebben gemaakt, hebben zij de toestemming daarvoor in redelijkheid kunnen weigeren. Dat een eerdere winkel in de appartementen en/of de aanwezigheid van een school in de omgeving meer overlast zou hebben opgeleverd c.q. opleveren dan een kinderdagverblijf, maakt de keuze van eisers om tegen een nieuwe en/of verdere geluidsoverlast op te komen niet onredelijk. Op grond van het voorgaande zal het onder I gevorderde worden toegewezen.”
Zie LJN: BN3224.