Kantonrechter: ontuchtpleger moet huurwoning ontruimen

Een huurder wordt veroordeeld voor ontucht met minderjarigen. Hij veroorzaakt eveneens veel overlast voor de buren (provocerend, dreigend, intimiderend en gewelddadig gedrag). De verhuurder stapt naar de kantonrechter en verzoekt om uithuiszetting. Dat is succesvol: de rechter verplicht de ontuchtpleger om de woning te ontruimen.De kantonrechter overweegt:

Naar het oordeel van de kantonrechter verschaffen de door Elan overgelegde klachten/meldingen van de omwonende huurders, met name hun voornoemde brief van 10 december 2012 (hierna: de gezamenlijke klachtbrief) toereikende grond om aan te nemen dat [gedaagde] meermalen zonder directe reden of aanleiding een provocerende en/of intimiderende houding tegen hen aanneemt en dat hij er daarbij kennelijk ook niet voor terugschrikt een dergelijke houding aan te nemen wanneer minderjarige kinderen van hen in de buurt zijn. Klaarblijkelijk heeft deze houding ook tot gevolg gehad dat die kinderen thans niet meer buiten (mogen) spelen. Met name in het tweede, zesde en zevende onderdeel van de gezamenlijke klachtbrief worden deze punten tot uitdrukking gebracht. [gedaagde] erkent ook zelf dat meermalen sprake is geweest van confrontaties. Waar hij vervolgens betoogt dat deze confrontaties niet door zijn toedoen zijn ontstaan, maar door gedragingen van de andere huurders/omwonenden mist zijn betoog gewicht tegen de gezamenlijke klachtbrief, mede gelet op de omstandigheid dat hij zich van zijn kant zo te zien nog nimmer met een concrete klacht over (één van de) de omwonenden tot Elan heeft gewend. Voorts valt niet in te zien dat [gedaagde] zich van meerdere camera’s moet (blijven) bedienen ter bescherming van zijn directe leefomgeving wanneer hij daar zelf niet of nauwelijks verblijft en hem een aantal malen is voorgehouden dat de omwonenden reeds de aanwezigheid van die camera’s als zeer belastend ervaren.

 

De kantonrechter betrekt de veroordeling wegens ontucht bij de ontruiming:

Daarbij komt dat, anders dan [gedaagde] stelt, hij er wel degelijk rekening mee dient te houden dat het bekend worden van zijn strafrechtelijke veroordelingen wegens zedenmisdrijven met minderjarigen van directe invloed zijn op zijn verhouding met -en op de wijze waarop hij wordt bekeken door zijn omwonenden. Door hieraan voorbij te gaan draagt hij temeer bij aan een situatie waarin zijn gedrag door zijn omgeving, waarin ook jonge kinderen verkeren, als provocerend en hinderlijk wordt ervaren.

Uit de vrijwel eensluidende klachten van zijn naaste buren ([XXX] op nummer 237 en [YYY] op nummer 241) kan worden afgeleid dat [gedaagde] in bepaalde gevallen ook agressief gedrag niet schuwt. Zo heeft hij op 18 juni 2012 klaarblijkelijk met een honkbalknuppel de tuinkabouters van de kinderen van [XXX] kapot geslagen (in het bijzijn van die kinderen) en vervolgens met die knuppel ook nog op de handen van [YYY] geslagen nadat deze hem op zijn gedrag had aangesproken.

Zie LJN: BZ0111.