Huurder moet wegens overlast uit huurwoning
Een huurder veroorzaakt erg veel overlast voor omwonenden:
Vestia heeft (met schriftelijke verklaringen en een handtekeningenactie onderbouwd) gesteld dat [appellante] en haar directe omgeving (onder meer de niet in de woning wonende maar wel vaak aanwezige oudste zoon [zoon], de (ex-)vriend ([X]) van [appellante] en andere vrienden) sinds juni 2005 zeer frequent ernstige overlast veroorzaken bij omwonenden, welke overlast zich als volgt laat omschrijven:
– agressief en provocerend gedrag, zoals intimidatie, discriminatie, spugen, bedreiging, geweld/mishandeling, schelden enzovoort;
– geluidshinder zowel overdag als ’s nachts (door schreeuwen, harde muziek van radio en/of televisie en het blaffen van de hond);
– hond opzettelijk uitlaten voor de ingang van woningen van omwonenden;
– vervuiling van tuinen van omwonenden, alsmede van straat en eigen voor- en achtertuin;
– vernieling;
– gevaarlijk en asociaal rijgedrag in de straat (waaronder tevens het asociaal parkeren van auto’s);
– herrie en ruzie;
– scooters/brommers op de stoep;
– hondenpoep.
Volgens Vestia (in de inleidende dagvaarding) is de situatie niet langer houdbaar. Omwonenden zijn bang, een aantal huurders is hierdoor al verhuisd en meer zullen naar verwachting volgen als [appellante] in de woning blijft wonen, zodat Vestia als verhuurder verplicht is verdere, thans juridische, actie te ondernemen.
De huurder stelt bij het gerechtshof dat er geen sprake is van overlast en dat de tekortkoming van de kant van de huurder niet de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Het hof acht dat onjuist:
Allereerst is genoegzaam komen vast te staan dat de overlast ook na de periode 2005-2007 is blijven doorgaan. Anders dan [appellante] stelt, vormen een loslopende hond, vervuiling van de tuin, een (op dierenkwelling wijzend) konijn zonder water en het afsteken van vuurwerk, zeker in combinatie met het voorgaande als overlast te kwalificeren hinder voor de omwonenden. Er is kortom na 2006 het nodige aan de hand gebleven.
Daarnaast wijst het hof op het inhoudelijk niet voldoende gemotiveerd weersproken politierapport van 3 juni 2010. Dit vermeldt dat er vanaf 2005 meldingen bij de politie zijn geweest, de meeste meldingen waren in de periode 2008/2009 – 10 maal is de politie toen daadwerkelijk bij de woning geweest -. Ook zijn meerdere telefonische klachten bij de politie binnengekomen waar de politie actie op heeft ondernomen, terwijl meerdere meldingen het rij- en parkeergedrag van de oudste zoon (hof: Ricardo) betroffen. De
(ex-)vriend van de hoofdbewoonster [appellante] heeft meerdere keren overlast veroorzaakt. De overlast bestaat volgens dit politierapport uit dierenkwelling en overlast van dieren, ruzie in en buiten de woning en mishandeling.
Dit alles heeft [appellante] niet alleen deels erkend (zoals de dierenkwelling bestaande uit het onthouden van water, de loslopende hond) maar bovendien heeft zij dit niet kunnen ontkrachten met eerdervermelde steunbetuigingen. De omstandigheid dat bepaalde buurtbewoners naar hun zeggen nooit overlast van [appellante] (en de haren) hebben gehad, vormt geen bewijs voor het ontbreken van (recente) overlast bij anderen in de straat. Daarom wordt het bewijsaanbod terzake als niet relevant gepasseerd.
De omstandigheid dat een flink deel van de klachten afkomstig is van de bewoners van de nummers [0] en [00], kan eenvoudig worden verklaard doordat het hierbij gaat om de naaste buren (nummer 0) en de overburen (schuin tegenover naar het hof begrijpt), die door de ligging van de woningen direct worden geconfronteerd met genoemde vormen van overlast. [appellante] geeft niet aan hoe het komt dat zij (en de haren) verward zou worden met de bewoners van nummer [000], zodat hieraan voorbij wordt gegaan. Evenmin geeft zij aan wanneer de relatie met haar (overlast veroorzakende) vriend is verbroken. Blijkens de in eerste aanleg overgelegde verklaringen wordt vriend [X] (met herrie, vloeken en dreigen) in ieder geval nog veelvuldig in 2009 genoemd. Ook de handtekeningenactie van 2010 vormt een aanwijzing dat er nog recent problemen waren.
Gelet op dit alles heeft Vestia terecht gevonden dat “de maat vol was” en doet de uitzonderingsgrond van artikel 6:265, eerste lid, slot, BW zich reeds hierom niet voor. De eerste grief wordt daarom verworpen.
De huurder moet haar woning ontruimen.
Zie LJN: BR5719