Hof: kraakverbod in strijd met art. 8 EVRM

Kraker stellen dat het kraakverbod in strijd is met art. 8 EVRM. Het Hof Den Haag is het daarmee eens:

“4.3  Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft herhaaldelijk beslist dat het gedwongen verlies van iemands huis (‘home’) de meest vergaande vorm van inmenging in de uitoefening van het huisrecht is en dat eenieder die het risico loopt op een dergelijk ernstige inmenging in beginsel de mogelijkheid moet hebben de proportionaliteit van de maatregel te laten toetsen door een onafhankelijke rechtsprekende instantie (‘tribunal’). Zie de uitspraken inzake McCann/UK van 13 mei 2008 en Zehentner/Oostenrijk van 16 juli 2009. In de zaak McCann/UK werd overwogen:

“Any person at risk of an interference of this magnitude should in principle be able to have the proportionality of the measure determined by an independent tribunal in the light of the relevant principles under Article 8 of the Convention, notwithstanding that, under domestic law, his right of occupation has come to an end.”

Deze uitspraken kunnen moeilijk anders worden begrepen dan dat degene die met uitzetting wordt bedreigd in de gelegenheid moet zijn de zaak aan de rechter voor te leggen, voordat de ontruiming wordt geëffectueerd.

(…)

4.5  De voorzieningenrechter heeft ten aanzien van dit punt overwogen dat het EHRM, blijkens de laatste woorden van de hiervoor geciteerde passage uit het arrest McCann, uitsluitend het oog heeft gehad op situaties waarin een recht van bewoning bestaat of heeft bestaan, waarbij de voorzieningenrechter er kennelijk van uit gaat dat een dergelijk recht in het onderhavige geval nooit heeft bestaan. Het is echter onaannemelijk dat het EHRM zijn overweging heeft willen beperken tot die situaties. De bewuste woorden zijn niet herhaald in het arrest Zehentner. Bovendien heeft het EHRM bij herhaling, onder meer in de zaak McCann, beslist:

“whether a property is to be classified as a “home” is a question of fact and does not depend on the lawfulness of the occupation under domestic law”.

Tegen deze achtergrond moet geoordeeld worden dat de ontruiming van appellanten uit hun woningen slechts kan plaatsvinden nadat de voorzieningenrechter over de rechtmatigheid van de ontruiming een uitspraak heeft kunnen doen. Aangezien het recht op een ‘effective remedy’ niet vereist dat tegen de uitspraak in eerste instantie ook een rechtsmiddel open staat, acht het hof het noodzakelijk maar ook voldoende dat appellanten de gelegenheid krijgen het oordeel van de voorzieningenrechter in te roepen. Het OM hoeft evenwel niet de uitkomst van een eventueel tegen die uitspraak ingesteld hoger beroep af te wachten.

(…)

4.8  De Staat heeft ten slotte aangevoerd dat het EHRM heeft overwogen dat, voordat ontruimd wordt, ‘in principle’ toegang tot de rechter moet bestaan. De Staat voert echter niet aan op welke grond in dit geval een uitzondering op dat beginsel zou moeten worden gemaakt. Het hof is overigens van oordeel dat, gelet op de ernst van de inbreuk op het huisrecht die ontruiming impliceert, slechts bij hoge uitzondering denkbaar is dat ontruimd wordt voordat de rechter uitspraak heeft gedaan, zoals wanneer de openbare veiligheid zodanig onverwijlde ontruiming eist dat zelfs de uitspraak van de voorzieningenrechter niet kan worden afgewacht. Ook hiervoor geldt dat mogelijke uitzonderingen op de regel nauwkeurig moeten zijn omschreven en hetzij in een wettelijke regeling hetzij in gepubliceerde beleidsregels moeten zijn vastgelegd wil aan de vereisten van art. 8 en 13 EVRM zijn voldaan.”

Het Hof verbiedt de Staat op strafrechtelijke gronden over te gaan tot ontruiming van de desbetreffende kraakpanden.

Zie LJN: BO3682

Zie LJN: BO2936 voor het eerdere vonnis van de voorzieningenrechter (29-10-2001) van de Rechtbank Den Haag.

Zie LJN: BO1533 voor het vonnis van de Rb. Den Haag (22-10-2010).