Groepsverbod Voetbalwet (172a Gemeentewet) overlastgevende jongere onrechtmatig
De burgemeester van Leusden legt op grond van art. 172a Gemeentewet (Voetbalwet) een jongere een groepsverbod op. De jongere is onderdeel van een overlastgevende groep. Volgens de rechter was wel sprake van een verstoring van de openbare orde, maar kan niet worden bewezen dat er sprake is van ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde. De jongere betert namelijk zijn leven. De rechter vernietigt het groepsverbod.
De rechter overweegt:
18. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit het dossier is af te leiden dat eiser gedurende de periode van 16 maart 2008 tot en met 26 juli 2012, structureel individueel of als onderdeel van een groep, overlast heeft veroorzaakt. Dit neemt naar haar oordeel echter niet weg dat verweerder in het bestreden besluit in ogenschouw had moeten nemen of er ten tijde van het nemen van dat besluit nog sprake was van een ernstige vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde. Daarbij is van belang dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser, afgezien van het rijden zonder verlichting, in de gemeente Leusden inmiddels ruim drie maanden niet meer door de politie is aangesproken. Het feit dat, zoals blijkt uit de MvT, eerdere ordeverstoringen een concrete aanwijzing kunnen zijn voor de ernstige vrees voor verdere verstoringen betekent niet dat verweerder geen acht dient te slaan op de overige omstandigheden.
19. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het, gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, voldoende aannemelijk dat eiser daadwerkelijk bezig is om zijn gedrag structureel te verbeteren. Daarbij is van belang dat eiser en het gezin waar hij deel van uitmaakt sinds augustus 2012 intensief worden begeleid door De Waag. De heer [B] van de Waag heeft ter zitting verklaard zowel wekelijks met eiser alleen als met eiser als onderdeel van het gezin gesprekken te voeren. Onderdeel van de gespreken met eiser zijn het verminderen van het softdrugsgebruik door eiser. De begeleiding houdt ook in dat de heer [B] contact heeft met de school van eiser om zo te bewerkstelligen dat eiser zoveel mogelijk dagelijks naar school gaat. Ter zitting is verder naar voren gekomen dat eiser serieus bezig is met een vervolgopleiding en het werk dat hij wil gaan doen. Zo geeft eiser iedere woensdagmiddag schilderles aan andere jongeren. Voorts is aannemelijk geworden dat eiser niet meer met zijn vrienden de wijk intrekt, maar thuis, of op het adres van een ander uit de groep, met zijn vrienden en vriendinnen samenkomt en dat dientengevolge de overlast sterk is verminderd. De stiefvader van eiser heeft ter zitting verklaard dat hij om te bewerkstelligen dat eiser er minder op uit trekt, in de tuin een ruimte met een bank en een tv heeft gemaakt waar de jongeren kunnen verblijven. Nu het buiten kouder wordt verblijven de vrienden op de kamer van eiser. Verder zijn er met eiser, in overleg met de heer [B], afspraken gemaakt over zijn verantwoordelijkheid voor de gedragingen van zijn vrienden. Dit verloopt volgens eiser en zijn stiefvader goed en de sfeer in huis is dan ook verbeterd. Dit is, volgens eigen zeggen van eiser, ook de reden dat hij minder de behoefte heeft er op uit te trekken. Het is ter zitting voldoende aannemelijk geworden dat eiser gemotiveerd is om, ook in zijn eigen belang, te werken aan een gedragsverandering.
20. De voorzieningenrechter volgt verweerder niet in zijn betoog dat een gedragsverandering gedurende drie maanden niet als structureel kan worden aangemerkt, maar dat dit pas bij minstens zes maanden het geval zou zijn. Zij overweegt daartoe dat de periode voor het opleggen van een groepsverbod in artikel 172a van de Gemeentewet in beginsel is gemaximeerd op drie maanden. Gelet daarop valt, ondanks het feit dat zich eerder gedurende een zeer lange periode incidenten hebben voorgedaan, niet in te zien dat een gedragsverandering gedurende drie maanden als onvoldoende moet worden aangemerkt. Daarbij acht de voorzieningenrechter het van groot belang dat, zoals onder 19 is overwogen, voldoende aannemelijk is dat eiser structureel bezig is om zijn gedrag te verbeteren, en daarbij van uit het gezin en de begeleiding door de Waag, wordt ondersteund. Dat eiser, naar verweerder ter zitting heeft gesteld, op 18 oktober 2012 in Amersfoort door de politie is aangesproken, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft dit incident niet met nadere gegevens onderbouwd en eiser heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat hij zich er van bewust is dat hij nog selectiever moet zijn met welke vrienden hij wel of niet om gaat.
21. Verder heeft verweerder betoogd dat de gedragsverandering van eiser niet als structureel kan worden aangemerkt omdat deze het gevolg is van het groepsverbod, het zienswijzengesprek bij de burgemeester, de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening en het feit dat zijn stiefvader een hok in de tuin heeft gebouwd. Dit betoog slaagt niet. Ten aanzien van het groepsverbod heeft eiser terecht gesteld dat daarvan, door de uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 augustus 2012, in de afgelopen periode geen sprake is geweest. De voorzieningenrechter is, mede gelet daarop, van oordeel dat niet valt in te zien dat oplegging van het groepsverbod noodzakelijk is om de reeds ingezette gedragsverandering van eiser te continueren. Het feit dat de gedragsverandering van eiser, naar verweerder stelt, mede is bewerkstelligd door het zienswijzengesprek bij de burgemeester, de behandeling van het eerdere verzoek om voorlopige voorziening en het feit dat zijn stiefvader een hok in de tuin heeft gebouwd, betekent niet dat deze gedragsverandering niet als structureel kan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter verwijst in dit verband naar hetgeen onder 19 is overwogen.
22. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat hij vreest dat het feit dat een aantal groepsverboden voor andere jongeren uit Leusden binnenkort afloopt, zal beteken dat er weer een toename zal komen van het aantal verstoringen van de openbare orde waar ook eiser bij betrokken is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is met dit niet nader geconcretiseerde betoog van verweerder niet aannemelijk geworden dat er een (causaal) verband bestaat tussen het gedrag van eiser en de overige door verweerder opgelegde groepsverboden. Het aflopen van de door verweerder opgelegde groepsverboden kan in het kader van de onderhavige beoordeling dan ook geen rol spelen.
23. De voorzieningenrechter is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er ten tijde van het bestreden besluit sprake was van een ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde. Dat de verbetering van drie maanden gering is in verhouding tot de duur van de overlast, maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat een zwaar middel als een groepsverbod als stok achter de deur kan worden ingezet. De voorzieningenrechter overweegt daarbij dat onderhavige beslissing van de voorzieningenrechter er niet aan in de weg staat dat verweerder eiser blijft monitoren en hem bij nieuwe incidenten opnieuw een groepsverbod op kan leggen.
Zie LJN: BY2935.