Exploitatievergunning coffeeshop ingetrokken na vondst drugs in woning exploitant
In de woning van een exploitant van een coffeeshop worden drugs gevonden:
Op 17 februari 2010 is door de Belastingdienst/Douane Nederland op het terrein van het Foodcentrum, gelegen aan de Jan van Galenstraat in Amsterdam, de auto van [leidinggevende] gecontroleerd. Er werden een onder meer een groot slagersmes, 1465 gram hennep en 34,2 gram hasj aangetroffen. Hierop heeft de politie op 17 februari 2010 een vervolgonderzoek ingesteld in de woning van [leidinggevende] en de woning van eiseres en de coffeeshop “De Oude Kerk” doorzocht. De bevindingen hiervan zijn neergelegd in meerdere processen-verbaal. Hieruit blijkt onder meer dat bij de doorzoekingen in de het pand waar de coffeeshop “De Oude Kerk” is gevestigd 0,433 kilogram hasj en 1,3869 kilogram hennep en in de woning van eiseres 28,986 kilogram hennep, 1,0219 kilogram hasj en een geldbedrag van € 455.627,86 in contanten zijn aangetroffen.
Na de vondst van de drugs heeft de burgemeester de exploitatievergunning van één coffeeshop geweigerd en van een andere coffeeshop ingetrokken. Ook zijn de coffeeshops van de gedooglijst geschrapt.
De Rechtbank Amsterdam overweegt:
3.5 Niet in geschil is dat in het perceel Oudezijds Voorburgwal 47, op de begane grond, direct gelegen naast de coffeeshop, en in de woning van eiseres een grote hoeveelheid softdrugs is aangetroffen en dat voorts in de woning van eiseres een grote hoeveelheid contant geld is aangetroffen. Daarnaast is eiseres door de politierechter bij vonnis van 27 augustus 2010 veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur voor het in vereniging aanwezig hebben van 33,10 kilo hennep 1,48 kilo hasj en het voorhanden hebben van een boksbeugelmes. Eiseres heeft haar taakstraf inmiddels (gedeeltelijk) voltooid.
3.6 De vondst van een zeer aanzienlijke hoeveelheid softdrugs in de woning van eiseres, waarvoor zij ook is veroordeeld, en de vondst van een groot geldbedrag in contanten, waarover eiseres, zoals ter zitting ook is bevestigd, geen belasting heeft afgedragen, getuigen naar het oordeel van de rechtbank van laakbaar handelen, waarbij de geconstateerde feiten en gedragingen van een zodanig gewicht zijn dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres niet langer niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is in de zin van de APV.
3.7 Voorts heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres tekort is geschoten in de wijze van bedrijfsvoering. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres een grote voorraad softdrugs thuis heeft aangehouden voor de bevoorrading van de coffeeshops. Daar komt bij dat in het pand waar de coffeeshop “De Oude Kerk” is gevestigd, meer dan de toegestane voorraad van 500 gram softdrugs als bepaald in de Richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingsbeleid inzake strafbare feiten van de procureurs-generaal, is aangetroffen. Ook is in de auto van de leidinggevende [leidinggevende] een grote hoeveelheid softdrugs aangetroffen die bedoeld was voor de coffeeshops. De zogenoemde achterdeurproblematiek maakt deze schending van de Opiumwet niet minder ernstig, zoals ook door eiseres ter zitting is erkend.
3.8 Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat als gevolg van het levensgedrag van eiseres en de tekortkomingen in de wijze van bedrijfsvoering van eiseres de woon- of leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde of veiligheid nadelig wordt/(kan) worden beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf. Bij een exploitatievergunning is de persoon van de vergunninghouder van belang om te waarborgen dat de exploitatie zodanig geschiedt dat daardoor de openbare orde of de woon- en leefsituatie niet op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed. Daarnaast is voor de toepassing van artikelen 3.11 en 3.24 van de APV niet vereist dat zich daadwerkelijk concrete problemen met betrekking tot de woon- of leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde of veiligheid door de aanwezigheid van de coffeeshops hebben voorgedaan. Deze artikelen zien ook op de situatie waarin, rekeninghoudende met de omstandigheden genoemd in artikel 3.11 en 3.24 van de APV, sprake is van een verhoogd risico dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde of veiligheid nadelig zal/zullen worden beïnvloed.
De vergunningen van de coffeeshop mocht dus worden geweigerd/ingetrokken.
Zie LJN: BR2594