De strijd tegen ondermijning & drugspanden: burgemeesters en 13b Opiumwet
Elk jaar sluiten burgemeesters enkele honderden panden vanwege drugshandel en hennepteelt. Deze strijd tegen ‘ondermijning’ krijgt steeds meer aandacht in de pers en in de wetenschappelijke literatuur. Ook rechters worden steeds meer geconfronteerd met sluitingen van woningen, loodsen, horeca-inrichtingen en coffeeshops. Mr. Michelle Bruijn en ik schreven eerder een artikel over jurisprudentie aangaande de toepassing van artikel 13b Opiumwet bij woningen. In deze blog behandel ik jurisprudentie over een belangrijk instrument tegen ondermijning: de Wet Damocles (de populaire naam van artikel 13b Opiumwet). Ik bespreek rechtspraak die tussen oktober 2015 en maart 2016 verscheen. Eén ding wordt snel duidelijk: in nagenoeg alle zaken wint de burgemeester.
Uitspraken over sluitingn van woningen
Uit de recente rechtspraak blijkt dat er nogal wat woningen worden gebruikt voor drugshandel of voor de teelt van hennep. Burgemeesters uit het hele land passen hun Damocles-beleid toe en sluiten woningen doorgaans tussen de drie maanden en één jaar. Bij de rechter blijken de bewoners niet echt succesvol te zijn bij het aanvechten van dat besluit.
Het veel gebruikte bezwaar dat volstaan had kunnen worden met een waarschuwing is niet succesvol. In een reeks uitspraken stelt de Rechtbank Oost-Brabant – veelal onder verwijzing naar deze toonaangevende uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) – dat een waarschuwing achterwege kon blijven, omdat sprake was van een ernstig geval. In dezelfde uitspraken wordt ook tevergeefs een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel en/of het recht op respect voor het privéleven (neergelegd in artikel 8 EVRM), zie Rb Oost-Brabant 13 oktober 2015, 17 december 2015, en drie uitspraken op dezelfde dag: 7 januari 2016, 7 januari 2016 II, & 7 januari 2016 III).
De Afdeling bevestigt de strenge lijn in een aantal uitspraken. Zo oordeelt de Afdeling dat een waarschuwing voor sluiting niet nodig was en dat voldoende rekening is gehouden met de belangen van kinderen (ABRvS 18 november 2015). In een andere zaak acht de Afdeling een woningsluiting niet in strijd met artikel 8 EVRM (ABRvS 6 januari 2016). Ook een andere sluiting van een woning is volgens de hoogste bestuursrechter niet strijdig met artikel 8 EVRM, en eveneens niet met artikel 6 EVRM (ABRvS 3 februari 2016). De Afdeling oordeelt op dezelfde dag in een andere zaak dat een woningsluiting niet in strijd met de artikel 6 en 8 EVRM is en evenmin kan worden aangemerkt als onteigening in de zin van artikel 14 van de Grondwet (ABRvS 3 februari 2016). In een andere zaak heeft de burgemeester volgens de Afdeling eveneens genoeg rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden (o.a. slagingskans van in-vitrofertilisatie) en zakelijke omstandigheden (o.a. rijschool aan huis) (zie ABRvS 2 maart 2016).
In het geval van een woning boven een gesloten café, oordeelde de Rechtbank Noord-Nederland dat deze niet werd gebruikt als woning (er stonden alleen wat banken). Een beroep op artikel 8 EVRM wordt daarom maar half door de rechtbank bekeken en slaagt niet (Rb. Noord-Nederland 23 oktober 2015)
Is er dan helemaal geen hoop van bewoners van woningen die gesloten dreigen te worden? Een klein lichtpuntje voor bewoners is een uitspraak van de Rechtbank Den Haag. In deze uitspraak draait het om de sluiting na de vondst van twee kilogram gedroogde henneptoppen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester niet alle relevante feiten en omstandigheden (belastende én ontlastende) zorgvuldig in kaart heeft gebracht. Tegelijkertijd geeft de rechter zelf ook aan dat de burgemeester de motivering van het sluitingsbesluit kan aanpassen en de gebreken kan herstellen. De bewoner van de woning moet dus zeker niet te vroeg juichen (zie Rb. Den Haag 19 november 2015).
Uitspraken over loodsen en bedrijfspanden
Ook loodsen en bedrijfspanden worden ingezet bij ondermijning. De panden worden gebruikt als hennepkwekerij of bij de handel in drugs. Doorgaans zijn het niet de telers/dealers die naar de rechter stappen, maar de verhuurders/eigenaren van de panden. Dit blijkt in alle onderzochte zaken tevergeefs. Wederom speelt de Rechtbank Oost-Brabant een hoofdrol.
Deze rechtbank oordeelt dat de burgemeester weliswaar niet alle feiten en omstandigheden (belastende en ontlastend) in kaart had gebracht, maar wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toch af omdat de burgemeester dat ter zitting alsnog heeft gedaan (Rb. Oost-Brabant 6 oktober 2015).
In een andere zaak oordeelt dezelfde rechtbank dat de burgemeester na de vondst van 13 kilo niet-gedroogde henneptoppen over mocht gaan tot sluiting van een loods. Dat de verhuurder camera’s op de gevels had geïnstalleerd en controles uitvoerde, maakt dat niet anders (Rb. Oost-Brabant 3 december 2015).
De Rechtbank Oost-Brabant oordeelt in een derde zaak dat de burgemeester ook mocht overgaan tot de sluiting van bedrijfshallen en een bedrijventerrein. Er waren in zeecontainers op het terrein en in de hallen hennepplanten en spullen voor hennepkwekerijen aangetroffen. Persoonlijke verwijtbaarheid van de eigenaren speelt volgens de rechtbank geen rol (Rb. Oost-Brabant 21 december 2015). De Rechtbank Noord-Nederland komt in een soortgelijke zaak tot een soortgelijke conclusie (Rb. Noord-Nederland 28 januari 2016).
In de laatste uitspraak wordt een loods gesloten waarin een hennepplantage is aangetroffen. In de loods staan ook drachtige schapen. De Rechtbank Oost-Brabant acht dat echter geen reden om de sluiting niet toe te staan. Ook dat het sluitingsbesluit ongeveer een half jaar na de vondst van de plantage is genomen, is niet onrechtmatig (Rb. Oost-Brabant 29 februari 2016).
Uitspraken over cafés en coffeeshops
Ten slotte nog enkele recente uitspraken over cafés en coffeeshops. De Rechtbank Oost-Brabant acht de sluiting van een café gerechtvaardigd. In het café werden tijdens een kermis drugs verkocht. Dat de uitbater dat wilde tegengaan, maakt dat niet anders (Rb. Oost-Brabant 21 oktober 2015).
In twee andere zaken draait het om de sluiting van coffeeshops en de ‘achterdeurproblematiek‘. De coffeeshops overtreden het G-criterium (‘geen grote hoeveelheden verhandelen’: de coffeeshop mag niet meer dan 500 gram als handelsvoorraad aanwezig hebben). De Rechtbank Rotterdam en de Rechtbank Midden-Nederland achten de sluiting van de coffeeshop gerechtvaardigd (Rb. Rotterdam 8 januari 2016; Rb. Midden-Nederland 4 februari 2016).
In een laatste zaak gaat om een verzoek tot handhaving van omwonenden van een coffeeshop. In de coffeeshop zou alcoholhoudende drank aanwezig zijn. Dat verzoek is afgewezen. De Afdeling stelt dat de burgemeester dat niet in redelijkheid heeft kunnen doen (ABRvS 9 december 2015).
Michel Vols
dank voor dit leesbare en -hoopgevende- artikel. daar heb ik wat aan in mijn werk!