Burgemeester Amsterdam geeft terecht noodbevel aan voetbalsupporters FC Utrecht
De burgemeester van Amsterdam geeft een noodbevel aan voetbalsupporters van FC Utrecht. Zij moeten uit Amsterdam vertrekken en met de trein terugkeren naar Utrecht. De supporters stellen tevergeefs bij de rechter dat de burgemeester dit noodbevel (art. 175 Gemeentewet) niet had mogen geven.
De rechtbank overweegt:
4.1.1. Ten aanzien van eisers stelling dat er geen wettelijke basis was voor het geven van het noodbevel, overweegt de rechtbank als volgt.
4.1.2. Op grond van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet zoals dit luidde ten tijde van belang, is de burgemeester in geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen of zware ongevallen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, bevoegd alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht.
4.1.3. De rechtbank stelt voorop dat het criterium “ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden”, neergelegd in artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet, naar zijn strekking impliceert dat aan verweerder beoordelingsvrijheid toekomt. De rechter kan de aanwending daarvan slechts terughoudend toetsen. De rechtbank zal daarom beoordelen of verweerder, op het moment dat hij het noodbevel gaf – 28 februari 2010 omstreeks 11.40 uur –, in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat sprake was van ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden.
4.1.4. Bij deze toetsing dient te worden uitgegaan van de informatie die verweerder op dat moment ter beschikking stond. Verweerder heeft zijn beslissing om het noodbevel te geven op basis van mondeling verkregen informatie van de politie. Ook was bekend dat deze wedstrijd tussen AFC Ajax en FC Utrecht is gekwalificeerd als wedstrijd met een hoog risico (categorie C).
4.1.5. Uit de gedingstukken, waaronder een rapportage van 28 februari 2010, een bestuurlijke rapportage van 6 september 2010 en een aantal processen-verbaal van politieambtenaren, alsmede uit een ter zitting door verweerder vertoonde filmopname van de gebeurtenissen, komt naar voren dat supporters van FC Utrecht na aankomst op het station in Amsterdam op 28 februari 2010, bij herhaling liederen hebben gezongen en spreekkoren hebben aangeheven met teksten als “Hamas, Hamas, joden aan het gas”, “Wie niet springt die is een jood” en “Luis Suarez, je moeder is een kankerjood”. Deze liederen en spreekkoren zijn kwetsend van aard en hebben een discriminerend karakter. Dit is niet in geschil. Gelet op de rivaliteit tussen de aanhang van AFC Ajax en FC Utrecht, de omstandigheid dat twee weken voorafgaand aan dit duel de wedstrijd tussen Feijenoord en FC Utrecht was gestaakt vanwege spreekkoren van FC Utrecht supporters, kon en mocht verweerder vrezen voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. Hiermee is gegeven de bevoegdheid van verweerder om een noodbevel te geven dat hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig achtte.
De rechtbank stelt over de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit en de noodzaak tot waarschuwen:
4.2.1. Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 175 van de Gemeentewet kan worden afgeleid dat verweerder bij het geven van bevelen altijd de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht moet nemen. Het geven van een noodbevel is pas aan de orde wanneer gewone middelen niet voorhanden of toereikend zijn (subsidiariteit). Voorts mogen de genomen maatregelen niet ingrijpender zijn dan in de gegeven situatie vereist om de openbare orde te handhaven of het gevaar te beperken (proportionaliteit).
4.2.2. De rechtbank ziet niet in welke andere, minder vergaande maatregel verweerder had kunnen nemen. Gelet op de ervaringen in het recente verleden, was te verwachten dat de supporters, wanneer zij tot de wedstrijd zouden worden toegelaten, in het stadion hun discriminerende spreekkoren hadden voortgezet, met alle te verwachten escalerende gevolgen van dien.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat er geen minder verstrekkende maatregelen voorhanden waren om de verboden spreekkoren te stoppen en (verdere) escalatie te voorkomen. De stelling van eisers dat de begeleidende stewards de supporters tot de orde hadden kunnen roepen faalt. Uit de gedingstukken en filmbeelden blijkt dat de stewards er niet in zijn geslaagd de supporters de verboden spreekkoren te laten beëindigen. Naar het oordeel van de rechtbank was de keuze om de supporters van FC Utrecht niet tot de wedstrijd toe te laten niet disproportioneel. Het met de trein terug naar Utrecht sturen is een logisch vervolg op niet tot de wedstrijd toelaten van de supporters, omdat anders voor ernstige ongeregeldheden buiten het stadion te Amsterdam viel te vrezen. Een andere oplossing waarbij geen (voortzetting van het) gevaar voor ernstige ongeregeldheden bestond, was er dus niet. Voorts hebben de betrokkenen supporters alle ingestemd met het bezoeken van de wedstrijd en het vervoer vice versa op basis van een combi-ticket. Dit houdt in dat er bij vertrek uit Amsterdam geen andere mogelijkheid bestond dan vervoer per trein terug naar Utrecht.4.2.3. Ook het terugsturen van alle supporters en niet slechts een deel van hen, acht de rechtbank niet disproportioneel. Het was in de gegeven omstandigheden, zoals die onder meer blijken uit de ter zitting vertoonde filmbeelden ondoenlijk om te bepalen wie precies degenen waren die de discriminerende liederen zongen en hen op dat moment uit de groep van ongeveer 650 supporters te isoleren.
4.3. waarschuwing
4.3.1. De rechtbank stelt vast dat de tekst van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet niet impliceert dat voorafgaand aan een noodbevel gewaarschuwd moet worden voor het geven van dat bevel. Overigens blijkt uit de gedingstukken dat de supporters voorafgaand de voetbalwedstrijd zijn gewaarschuwd dat discriminerende spreekkoren niet getolereerd zouden worden door verweerder en dat, indien dat toch zou gebeuren, de supporters zouden worden teruggestuurd naar Utrecht. Het leidt voor de rechtbank geen twijfel dat het voor de supporters duidelijk was welke teksten niet zouden worden getolereerd vanwege het dicrimninerende en kwetsende karakter ervan. Voordat de supporters in Utrecht op de trein stapten, zijn er flyers uitgedeeld waarop stond dat men zich dient te onthouden van ongewenste en discriminerende spreekkoren. Daarnaast hebben de stewards de supporters er op gewezen dat het roepen van discriminerende leuzen ertoe kan leiden dat zij direct per trein teruggestuurd zouden worden. Dit is in overeenstemming met het gestelde in het ”Draaiboek uitwedstrijd Ajax-FC Utrecht zondag 28 februari 2010 12.30, risico-categorie C”. Ook valt uit overgelegde verklaringen van supporters op te maken dat zij voorafgaand aan de wedstrijd bekend waren met de mogelijkheid dat zij zouden worden teruggestuurd bij onregelmatigheden.
4.3.2. Artikel 175, tweede lid, van de Gemeentewet bepaalt de burgemeester niet tot maatregelen van geweld laat overgaan dan na het doen van de nodige waarschuwing.
4.3.3. Daargelaten of het optreden van de ME gerekend dient te worden tot de maatregelen van geweld als bedoeld in artikel 175, tweede lid, van de Gemeentewet, of dat dit behoort tot gedragingen van de politie waartegen andere rechtsmiddelen aangewend kunnen worden, stelt de rechtbank vast dat de supporters wel degelijk gewaarschuwd zijn. Uit de ter zitting vertoonde film blijkt dat de politie via megafoons heeft gewaarschuwd dat de supporters zich wegens het roepen van racistische leuzen uit Amsterdam dienen te verwijderen en moeten terug keren naar de trein. Daarbij is meermalen meegedeeld dat geweld zal worden gebruikt wanneer de supporters geen gevolg geven aan het noodbevel.
Zie LJN: BW9852