Raad van State: gebruik van voetbalkooi veroorzaakt ontoelaatbare geluidshinder
Appellante heeft in 2015 het college van burgemeesters en wethouders van Zwijndrecht (het college) verzocht om handhavend op te treden tegen geluidsoverlast dat veroorzaakt werd door een voetbalkooi nabij haar woning. Zij ondervond overlast door het stemgeluid van de jongeren en het geluid van de voetbal. Haar verzoek werd destijds door het college afgewezen. Uiteindelijk is door de rechtbank bepaald dat er sprake is van ontoelaatbare geluidshinder. Appellante is in de tussentijd verhuisd. Appellante heeft vervolgens schadevergoeding gevorderd en dit is door de rechtbank afgewezen. Hiertegen gaat zij in beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
Volgens de Afdeling staat het vast dat het gebruik van de voetbalkooi ontoelaatbare geluidshinder als bedoeld in de APV veroorzaakt. Het besluit van het college om niet handhavend op te treden is daarom onrechtmatig. Appellante komt in aanmerking voor schadevergoeding indien zij schade heeft geleden als gevolg van het besluit. Op haar rust de bewijslast van het causale verband tussen de schade en het onrechtmatige besluit. Volgens appellante bestaan de schadeposten uit de extra huurkosten, de kosten wegens verhuizing en gerechtelijke kosten. De Afdeling wijst de vorderingen voor al deze schadeposten af, omdat zij de kosten niet aannemelijk heeft gemaakt.
Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 11 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:739.
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2020:739