Man ten onrechte verblijfsverbod opgelegd na het leveren van commentaar op toezichthouders
De burgemeester legt op grond van de APV aan een Amsterdammer een verblijfsverbod op dat geldt op het Leidseplein te Amsterdam. De man zou de openbare orde hebben verstoord door commentaar te leveren op toezichthouders:
3.3. Verweerder heeft aan het bestreden besluit – kort weergegeven – ten grondslag gelegd dat hij een verblijfsverbod heeft opgelegd omdat eiser zich in het overlastgebied schuldig heeft gemaakt aan ordeverstorend gedrag. Dit standpunt heeft verweerder gebaseerd op grond van het door de dienstdoende politieambtenaar [verbalisant 1] op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van 26 februari 2011 en het daarbij gevoegde mini proces-verbaal van dezelfde datum van politieambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3]. Hieruit volgt – samengevat – dat de verbalisanten, [verbalisant 2] en [verbalisant 3], van de in de nacht van 26 februari 2011 bij de taxistandplaats van het Leidseplein dienstdoende toezichthouders hadden vernomen dat eiser hen had lastig gevallen. Dit lastig vallen bestond uit een half uur lang stilzwijgend kijken naar het werk dat zij deden en vervolgens uit het roepen naar de toezichthouders en het luid commentaar leveren op hun verrichtingen. In het mini proces-verbaal is verder vermeld dat door het gedrag van eiser het werk van de toezichthouders onnodig moeilijk werd gemaakt om hun werk op een goede manier te doen. Verweerder is van mening dat met het mini proces-verbaal voldoende vast staat dat eiser commentaar heeft geleverd op de verrichtingen van toezichthouders, waarbij verweerder het, gelet op een eerder incident op 22 januari 2011, niet aannemelijk acht dat eiser alleen maar heeft staan kijken. Verweerder is verder van mening dat het leveren van commentaar als ordeverstorend moet worden aangemerkt. Daarbij wijst verweerder erop dat in het uitgaansgebied Leidseplein een klein incident al tot een orderverstoring kan leiden.
De man zelf zegt de openbare orde niet te hebben verstoord:
3.4. Eiser heeft – kort weergegeven – onder meer aangevoerd dat hij weliswaar op 26 februari 2011 om 04:30 uur in het overlastgebied aanwezig was, maar dat hij geen overlast heeft veroorzaakt. Hij heeft niet naar de toezichthouders geroepen. Hij begrijpt dan ook niet hoe valt vast te stellen wat voor commentaar hij heeft geleverd. Het leveren van commentaar is bovendien niet altijd ordeverstorend, maar kan ook leiden tot voorkoming van ordeverstoring. Zolang niet duidelijk is wat het commentaar behelsde, kan volgens eiser ook niet geconcludeerd worden of het ordeverstorend werkte.
De rechtbank acht onvoldoende aangetoond dat de openbare orde is verstoord:
3.4.2. De rechtbank stelt vast dat de verbalisanten niet zelf het gedrag van eiser hebben waargenomen, maar van de toezichthouders hebben vernomen wat er is gebeurd ter plaatse. In het proces-verbaal dat van het incident is opgemaakt, staat niet beschreven wat eiser heeft geroepen en wat voor commentaar hij heeft geleverd op de toezichthouders. Evenmin zijn er camerabeelden beschikbaar, dan wel verklaringen van de toezichthouders voorhanden. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van deze feiten niet vastgesteld worden of eiser daadwerkelijk heeft geroepen naar de toezichthouders en zo ja, wat precies is geroepen en of hetgeen eiser dan heeft geroepen als ordeverstorend gedrag kan zijn gekwalificeerd. Anders dan verweerder, acht de rechtbank het enkele feit dat de toezichthouders naar aanleiding van eisers gedrag zich genoodzaakt hebben gevoeld om de politie erbij te halen, onvoldoende om aan te nemen dat eiser ordeverstorend gedrag heeft vertoond. Het proces-verbaal is op dit punt onvoldoende concreet. Ander bewijs is niet voorhanden. De rechtbank overweegt in dit kader nog dat het feit dat er kennelijk in januari 2011 een eerder incident op het Leidseplein heeft plaatsgevonden waarbij eiser betrokken was, niet, althans niet zonder meer, kan bijdragen aan het bewijs dat eiser dus op 26 februari 2011 ordeverstorend gedrag heeft vertoond.
3.4.3. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat het proces-verbaal van 26 februari 2011 een onvoldoende grondslag biedt voor het oordeel dat eiser ordeverstorend gedrag heeft vertoond, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van de APV. Nu ook niet uit overige feiten of omstandigheden naar voren is gekomen dat eiser de orde heeft verstoord in de nacht van 26 februari 2011, komt de rechtbank tot de slotsom dat verweerder niet bevoegd was om het bevel als bedoeld in artikel 2.9B, eerste lid, van de APV te geven. De rechtbank zal daarom de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand laten.
Het beroep is gegrond. De man krijgt geen schadevergoeding.
Zie LJN: BV1671.