Zeven hennepplanten leiden tot ontbinding huurovereenkomst
In een woning wordt een kleine hennepplantage aangetroffen. De kantonrechter wijst een verzoek tot ontbinding van de huurovereenkomst af:
In het beroepen vonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat WonenBreburg onvoldoende duidelijk gemaakt waarom zij aan [X.]geen tweede kans heeft geboden als bedoeld in genoemd Uitvoeringplan. Dat kantonrechter heeft daar de gevolgtrekking aan verbonden dat ontbinding van de huurovereenkomst in dit geval niet gerechtvaardigd is.
Het Hof is strenger voor de huurder en ontbindt de huurovereenkomst wel. Dat slechts zeven hennepplanten zijn aangetroffen maakt niet dat geen sprake is van een tekortkoming:
In het onderhavige geval is een kleine hennepkwekerij aangetroffen met daarin zeven planten. Een dergelijke hennepkwekerij geldt als bedrijfsmatig, nu zeven planten het strafrechtelijk voor de kweek van hennep voor eigen gebruik gedoogde aantal planten van vijf overschrijdt. Dat wellicht twee van de vijf planten klein waren of “op sterven na dood” zoals door [X.]gesteld, voert niet tot een ander oordeel. Overigens staat in het als prod. 2 bij repliek overgelegde proces-verbaal van politie dat sprake was van “7 planten voorzien van voldragen bloemknoppen”. Het hof ziet geen aanleiding om aan de juistheid van die bevindingen te twijfelen.
4.5.2. Naar vaste jurisprudentie van dit hof levert het aanwezig hebben van een bedrijfsmatige hennepkwekerij in een huurwoning als de onderhavige (met een lamp van 400 Watt in een kleine afgesloten kast), vanwege de daarmee voor het gehuurde en de omgeving gepaard gaande risico’s van brand, schade (stank- en wateroverlast, vocht, schimmel) en andere nadelen (bijv. het verzekeringsrisico) zonder meer een tekortkoming op in de nakoming van de huurovereenkomst. In dit verband is van belang dat hennepkweek in woningen ook andere nadelige effecten in het leven roept, zoals een negatieve uitstraling op de omgeving en verminderde verhuurbaarheid van woningen. [X.]heeft ook niet betwist dat de henneplucht waarneembaar was buiten de berging. De aanwezigheid van een dergelijke kwekerij levert strijd op met de verplichting de woning volgens haar bestemming te gebruiken (art. 7:214 BW). Ook is de illegale bedrijfsmatige thuiskweek van hennep in strijd met de verplichting van een huurder om zich ten aanzien van het gebruik van de woning als goed huurder te gedragen (vgl. art. 7:213 BW).
4.5.3. Dat de onderhavige kwekerij zich in de berging bij de woning bevond, maakt dit niet anders. De berging staat ten dienste van de bewoning van het gehuurde en dient als zodanig en dus niet bedrijfsmatig te worden gebruikt. Het is ook niet relevant of die risico’s zich al dan niet hebben verwezenlijkt. Voldoende is dat met de aanwezigheid van de hennepkwekerij in het gehuurde de mogelijkheid is geschapen dat WonenBreburg en/of derden daarvan nadeel zouden kunnen ondervinden.
4.5.4. Indien uitgegaan wordt van de stelling van [X.]dat zij niet bekend was met de aanwezigheid van de hennepkwekerij in haar berging, neemt dat de tekortkoming niet weg.
Indien zij, zoals zij stelt, de sleutel van de berging aan [Y.] in gebruik heeft gegeven en zelf bijna nooit in de berging kwam, heeft zij onvoldoende toezicht uitgeoefend op het gebruik dat [Y.] van de berging maakte en dit levert evenzeer een tekortkoming op in de nakoming van de huurovereenkomst. Ingevolge artikel 8.6 van de huurovereenkomst is [X.]bovendien jegens WonenBreburg op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk is voor de gedragingen van [Y.].
Vervolgens klaagt de huurder dat hem geen tweede kans is aangeboden. Het hof stelt daarover het volgende:
4.7.3. Het hof constateert dat het convenant en het uitvoeringsplan WonenBreburg niet verplichten tot het geven van een tweede kans. Er worden slechts indicaties geformuleerd die aanleiding kunnen vormen voor het verlenen van een tweede kans. Aan WonenBreburg komt op dit punt grote beleidsvrijheid toe. WonenBreburg stelt dat zij de afweging heeft gemaakt of zij aan [X.]al dan niet een tweede kans zou bieden en dat de uitkomst van die afweging is geweest dat een tweede kans niet geboden zou worden. Het hof acht het niet onbegrijpelijk of ontoelaatbaar dat WonenBreburg tot deze afweging is gekomen. Het enkele feit dat ten aanzien van [X.]enkele omstandigheden aan de orde zijn die een indicatie kunnen vormen voor een tweede kans (kleine hoeveelheid hennepplanten, geen historie van overlast naar derden, gezin met kinderen) brengt niet mee dat WonenBreburg een tweede kans moet verlenen c.q. dat de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt of dat ontbinding van de huurovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht. Het hof tekent hier ook bij aan dat andere indicaties voor een tweede kans, zoals geformuleerd in het Uitvoeringsplan, in het geval van [X.]niet aanwezig zijn (aanwijzingen voor overmacht of pressie van buitenaf, meervoudige problematiek in het gezin). [X.]heeft vrijwillig de sleutel van haar berging aan [Y.] ter beschikking gesteld en – zoals WonenBreburg terecht opmerkt – kennelijk ook (de sleutel van) haar woning, aangezien de politie [Y.] in de woning aantrof terwijl [X.]niet aanwezig was.
4.7.4. WonenBreburg heeft zich voorts beroepen op de door haar beoogde precedentwerking van de gevorderde ontbindingen ten opzichte van andere huurders die mogelijk betrokkenheid bij hennepkweek zouden overwegen. Het hof acht ook dit een argument dat ten gunste van WonenBreburg gewicht in de schaal legt. Het geven van een tweede kans bij overtreding van het verbod om in een huurwoning bedrijfsmatig hennep te kweken zou aan anderen, die overwegen tot kweek van hennep over te gaan, de indruk kunnen geven dat het met de sanctionering van dergelijke overtredingen “wel losloopt”.
WonenBreburg heeft er een gerechtvaardigd belang bij dat die indruk niet ontstaat bij haar huurders.
De huurovereenkomst wordt ontbonden.
Zie LJN: BU9198.