Vervuiling huurwoning leidt tot gedwongen ontruiming
Een huurder laat zijn tuin en huurwoning ernstig vervuilen:
De woonkamer staat vol spullen, de ramen zitten dicht, er is vocht te zien aan de muren, in de keuken staat afwas en er zijn overal etensresten. In de bijkeuken ligt een stinkende berg wasgoed, waarop spinrag zit. De hond doet zijn behoefte in de woonkamer. In de achtertuin zitten de vuilcontainers vol, zakken met vuil liggen onder het keukenraam, het onkruid staat hoog. In huis zijn veel dode en levende vliegen.
De verhuurder vordert met succes dat de huurwoning ontruimd moet worden. De huurder moet zijn woning uit.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende:
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen toe en overweegt daartoe als volgt. Uit hetgeen partijen naar voren hebben gebracht blijkt genoegzaam dat [gedaagde] sinds jaren niet voldoet aan haar verplichtingen om de door haar gehuurde woning te onderhouden en schoon te houden. In ieder geval vanaf 2009 is sprake van een vuile en rommelige woning, waarin niet wordt schoongemaakt, etensresten rondslingeren en de hond van [gedaagde] zijn behoefte doet. Het spreekt voor zich dat als gevolg van dit alles het leefmilieu in de woning onhygiënisch is; dit blijkt ook uit de voortdurende aanwezigheid van vliegen. De situatie in de woning leidt tot een vieze geur, die bij het openen van de ramen voor de buren duidelijk is te ruiken. Ook de situatie in de achtertuin, waar afval zich ophoopt, leidt er toe dat de buren door stankoverlast worden gestoord in hun woongenot. Ook bestaat het gevaar dat door het vele afval in en buiten de woning nog meer ongedierte wordt aangetrokken, waarvan ook de buren hinder kunnen ondervinden.
Dat [gedaagde] sinds december 2011 daadwerkelijk haar leven heeft verbeterd is niet aannemelijk; de stelling is niet onderbouwd door bijvoorbeeld foto’s. En zelfs indien zou worden vastgesteld dat [gedaagde] onder druk van de aangezegde ontruimingsprocedure enig opruimwerk heeft verricht, is niet aannemelijk dat zij dit voor langere tijd zal volhouden.
De Woonplaats heeft gesteld en met stukken onderbouwd dat sinds jaren door diverse hulpverleners hulp is aangeboden, maar dat geen van deze initiatieven blijvend resultaat had, omdat [gedaagde] niet te motiveren is tot ander woongedrag. [gedaagde] heeft voldoende kansen gehad en heeft ook de aangeboden laatste kans op 8 december 2011 niet benut; een reden daarvoor heeft zij niet gegeven.
Door de wijze waarop de woning wordt gebruikt is sprake van voortdurende wanprestatie door [gedaagde], die de gevorderde ontruiming rechtvaardigt. De gevorderde machtiging de ontruiming zo nodig te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm zal niet worden toegewezen; zij is ingevolge het bepaalde in de artikelen 556.1 en 557 Wetboek van Rechtsvordering overbodig.
De voorzieningenrechter ziet in de situatie van [gedaagde] aanleiding om de ontruimingstermijn te stellen op zes weken.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
Zie LJN: BV8427.