Sluiting woning 13b Opiumwet geschorst wegens aanwezigheid onschuldige medebewoners
De burgemeester van Beemster sluit een woning waarin drie personen wonen op grond van art. 13b Opiumwet. In de woning verhandelt één van de bewoners in drugs. Alle bewoners verliezen zo hun woonruimte. De twee bewoners die niks met de drugshandel te maken zeggen te hebben, verzoeken met succes om een voorlopige voorziening:
In het nu voorliggende geval is sprake van het aantreffen op 11 juli 2011 van drugs in het pand [adres] in een bij één van de bewoners van dat pand in gebruik zijnde ruimte. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan thans niet als vaststaand worden aangenomen dat de andere twee bewoners van het pand (verzoekers) hierbij betrokken zijn. Verweerder heeft in het bestreden besluit onder meer opgenomen dat, gezien de omvang van hetgeen is aangetroffen, de (drugs)activiteiten onmogelijk aan de aandacht van verzoekers kunnen zijn ontsnapt. Gelet op de ter zitting geschetste situatie in het pand, is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat er onvoldoende aanwijzingen zijn van daadwerkelijke betrokkenheid, zodat verzoekers niet zijn aan te merken als ‘schuldige medebewoners’.
Voorts heeft verweerder het beleid dat hij kan vaststellen op basis van de hem op grond van de Opiumwet toekomende bevoegdheid pas tot stand gebracht naar aanleiding van het incident dat zich in deze zaak heeft voorgedaan en dit beleid is niet eerder in werking getreden dan op 20 juli 2011, de datum van het bestreden besluit. Deze omstandigheid leidt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat verweerder in het voorliggende geval niet zonder een nadere belangenafweging toepassing heeft kunnen geven aan bedoeld beleid. Ter zitting is naar voren gekomen dat verweerder voornamelijk op grond van openbareordeaspecten in de Beemster feestweek (die op 24 juli 2011 begint) heeft besloten tot toepassing van de zwaarste maatregel binnen zijn mogelijkheden. Nu het de eerste keer is dat in de gemeente Beemster is overgegaan tot sluiting van een woning, is geen sprake van een bestendige gedragslijn.De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende is toegesneden op de positie van verzoekers als medebewoners van het pand [adres]. Hun belangen zijn onvoldoende meegewogen. In dit verband merkt de voorzieningenrechter op dat verweerder hen niet omtrent hun eventuele rol in het geheel heeft gehoord.
De voorzieningenrechter schorst het besluit.
Zie LJN: BR4463.