Qat op Lijst II Opiumwet opgenomen; art. 13b Opiumwet inzetbaar bij tegengaan Qat-handel
De Minister van VWS heeft voorgesteld om Qat op lijst II van de Opiumwet te zetten. Daardoor wordt het gemakkelijker om overlast rondom handel en gebruik van Qat aan te pakken. Onlangs is de AMvB verschenen die Qat op de lijst moet zetten.
De toelichting bij het voorstel vermeldt:
Het middel Qat is ook wel bekend als khat of miraa. Het zijn de bladeren en takjes van de plant Catha Edulis Forsk. De belangrijkste psychoactieve stoffen in Qat zijn de alkaloïden cathinon en cathine. Het middel cathinon staat op lijst I van de Opiumwet en heeft amfetamineachtige eigenschappen. Het middel cathine staat op lijst II van de Opiumwet en heeft efedrineachtige eigenschappen.
Het kauwen van Qat wekt tot enkele uren erna euforie op met een energiek gevoel met verhoogde alertheid en opwinding. Symptomen nadat het middel is uitgewerkt
zijn concentratieverlies, depressieve gevoelens, eïrriteerdheid, anorexia en slaapproblemen. De volgende ochtend is er sprake van lethargie en slaperigheid, hetgeen leidt tot laat opstaan en slecht presteren. Frequent kauwen van Qat heeft een milde, maar dikwijls langer durende psychologische afhankelijkheid tot gevolg.
Het middel Qat wordt in Nederland voornamelijk gebruikt door Somaliërs en door Nederlanders van Somalische herkomst. Uit onderzoek is gebleken dat zo’n 11% van
de gebruikers van Qat als probleemgebruiker kan worden getypeerd. Dat wil zeggen dat zij Qat op zo’n manier gebruiken dat daardoor lichamelijke, psychische of sociale
problemen ontstaan. De gezondheidsklachten betreffen stemmingswisselingen, hartkloppingen, paniekaanvallen, slaapgebrek, gebrek aan eetlust.
Naast schade voor de gezondheid veroorzaakt Qat ook sociale en maatschappelijke schade. De sociale schade bestaat uit spanningen en conflicten met andere qatkauwers, ruzies, te weinig tijd/aandacht voor het gezin, integratieproblemen, moeite met het volgen van een opleiding of het vinden van werk. Ook leidt het tot
financiële problemen, zoals te weinig geld voor Qat, huishouden en andere zaken.
De maatschappelijke schade manifesteert zich binnen Nederland vooral in problemen rond de openbare orde en veiligheid. Er is sprake van overlast rond het gebruik en
de verkoop van Qat. Daarnaast wordt schade geleden door invoer, uitvoer en distributie van Qat. Omdat Nederland een van de EU-lidstaten is waar het middel niet is verboden, lijkt deze uitzonderingspositie extra druk te leggen op Nederland
als doorvoerland. In meer dan de helft van de landen binnen de EU is het importeren van Qat strafbaar gesteld.
Door het middel Qat op lijst II te plaatsen geeft het onderhavige besluit uitvoering aan artikel 3a, tweede lid, van de Opiumwet. Dit heeft tot gevolg dat de invoer- en
uitvoer, de verkoop en het vervoer van Qat worden verboden, alsmede alle andere handelingen, als genoemd in van artikel 3 van de Opiumwet. De handhaving zal zich voornamelijk richten op het tegengaan van de invoer en
uitvoer, de handel en de distributie van Qat en zal binnen de bestaande kaders worden meegenomen.
Plaatsing op lijst II van de Opiumwet betekent niet dat de (BI)AHOJG-criteria op enigerlei wijze op Qat van toepassing zullen zijn.
Ten aanzien van het middel Qat verwacht de Inspectie voor de Gezondheidszorg enkele aanvragen voor een ontheffing als bedoeld in artikel 6 van de Opiumwet, in verband met analytisch onderzoek voor controle doeleinden
Zie hier.