Ontbinding huurovereenkomst wegens drugsoverlast
Een vrouw verhandelt samen met haar partner drugs. Daardoor ontstaat ernstige woonoverlast. De woningcorporatie stapt naar de rechter en vordert ontbinding van de huurovereenkomst. Een klachtendossier is bij de verhuurder niet aanwezig: de omwonenden zijn erg bang voor de drugsdealers. Wel worden aan de rechter processen-verbaal van de politie overhandigd. De rechter accepteert deze bewijsmiddelen en ontbindt de huurovereenkomst. De kantonrechter stelt:
‘Zowel het eigen handelen van [de vrouw] als ook het handelen van [haar partner] leveren een zodanig handelen in strijd met de bepalingen van de huurovereenkomst op dat toewijzing van de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst met nevenvorderingen gerechtvaardigd is. Handel in hard drugs is een ernstig misdrijf en behoeft Woongoed niet te gedogen in de door haar verhuurde woningen, noch afgezien daarvan of daardoor overlast wordt veroorzaakt.’
Zie BL4507.
Wanneer hier sprake was van drugshandel had m.i. ook gesloten kunnen worden op grond van artikel 13b Opiumwet. Vervolgens had de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 Burgerlijk Wetboek ontbonden kunnen worden. Het is onduidelijk waarom de burgemeester niet tot sluiting heeft besloten.