Onderneming van verkoper schakelborden onterecht als growshop aangemerkt
In hennepplantages worden schakelborden aangetroffen. Deze schakelborden zijn door een verkoper van die borden vervaardigt. Vervolgens legt de burgemeester de verkoper een last onder dwangsom. Zijn onderneming merkt de burgemeester als growshop aan en de volgens de APV vereiste vergunning voor de growshop is niet aanwezig.
De voorzieningenrechter acht dat de burgemeester onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een growshop:
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat verzoekster het bepaalde in artikel 2:26 van de APV heeft overtreden. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter vooreerst dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een inrichting als bedoeld in artikel 2:23, onder a, van de APV. Met name is niet aannemelijk geworden dat sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte. Namens verzoekster is gemotiveerd aangegeven dat niet aan particulieren wordt geleverd, maar enkel aan andere bedrijven. De deur van het pand waarin verzoeksters bedrijf gevestigd is, is normaal gesproken op slot en personen die het pand bezoeken moeten eerst aanbellen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is dan onder deze omstandigheden geen sprake van een voor het publiek toegankelijke ruimte. Omdat geen sprake is van een voor het publiek openstaand gebouw is niet verweerder, maar het college van burgemeester en wethouders, het ingevolge artikel 2:24 van de APV bevoegde bestuursorgaan.
De voorzieningenrechter komt ook met een ander punt:
De voorzieningenrechter overweegt voorts dat verweerder vooralsnog niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door verzoekster geleverde producten, waaronder met name schakelborden, specifiek bedoeld zijn voor de illegale hennepteelt. Stukken waaruit blijkt dat producten die verzoekster levert (vrijwel) uitsluitend worden geleverd ten behoeve van de hennepteelt zijn niet aangetroffen in het dossier. Dat verzoekster, zoals ter zitting erkend, ook levert aan growshops kan evenmin tot dit oordeel leiden. Growshops zijn als zodanig immers niet verboden en levering aan dergelijke bedrijven is op zichzelf genomen niet in strijd met de Opiumwet.
De omstandigheid dat verzoekster geen inzage heeft verschaft in al de facturen over de afgelopen periode is, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, onvoldoende om aannemelijk te achten dat verzoekster producten levert die bedoeld zijn voor het plegen van in de Opiumwet strafbaar gestelde feiten. Hiertoe is van belang dat het primair op de weg van verweerder ligt om aannemelijk te maken dat sprake is van een overtreding. Het ligt niet primair op de weg van verzoekster om aannemelijk te maken dat hiervan geen sprake is.
Nu de gestelde overtreding onvoldoende aannemelijk is gemaakt, is evenmin aannemelijk dat verweerder bevoegd was om hiertegen handhavend op te treden.
Het verzoek om voorlopige voorziening wordt toegewezen.
Zie LJN: BU6542.