Occupy Utrecht mag blijven demonstreren na verbod op grond van WOM
De burgemeester van Utrecht verbiedt op grond van de WOM de betoging van Occupy in Utrecht. Occupy verzoekt met succes om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter schorst het besluit van de burgemeester. Occupy mag blijven kamperen.
De rechter overweegt:
11. Samenvattend betekent het voorgaande dat enkel tijdsverloop of een permanent karakter van Occupy niet voldoende is voor het door verweerder opgelegde verbod, maar dat zich een of meer van de in de Wom genoemde gevallen dient voor te doen waarbij de in artikel 2 van de Wom genoemde belangen bepalend zijn. Een niet aflatende stroom van incidenten rondom het tentenkamp van Occupy kan, mede tegen de achtergrond van de oneindigheid van de manifestatie, wel degelijk relevant zijn in de door verweerder uit te voeren belangenafweging. Dat hoeven ook niet allemaal ernstige incidenten te zijn, maar de incidenten moeten wel uitstijgen boven de te verwachten overlast en hinder van het (nacht)leven in de binnenstad. Daarvan is thans nog geen sprake. Twee van de door verweerder genoemde incidenten zijn zonder meer ernstig te noemen en daaraan mag verweerder zwaar gewicht toekennen, maar op dit moment is er niettemin onvoldoende feitelijke grond voor het oordeel dat zodanige wanordelijkheden te vrezen zijn dat terugkeer van Occupy op deze locatie in redelijkheid kan worden verboden. Op de verwachting van verweerder dat er meer incidenten zullen volgen als gevolg van de start van het evenementen- en terrassenseizoen kan niet worden vooruitgelopen.
Het bestreden besluit kent dus een gebrekkige motivering. Daarbij wijst de voorzieningenrechter er wel op dat dit oordeel berust op de huidige stand van zaken en dat indien zich op korte termijn verdere incidenten zouden voordoen rondom Occupy verweerder dat in zijn beslissing op bezwaar kan en mag betrekken.
Zie LJN BW4734.