Occupy Eindhoven verliest rechtszaak over ontruiming kamp
Het college van b&w wil het kamp van Occupy Eindhoven ontruimen. Het college doet dat op grond van het kampeerverbod uit de APV. De actievoerder stappen naar de rechter om de ontruiming te stoppen. Dat blijf tevergeefs:
12. Thans dient beoordeeld te worden of verweerder bevoegd moet worden geacht om over te gaan tot het toepassen van bestuursdwang.
13. Voorop staat dat de door verweerder verleende ontheffing om ten behoeve van nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen op het [adres] Eindhoven gold tot en met 29 november 2011 en dat deze termijn is verstreken. Aangezien verweerder voor deze locatie geen nieuwe ontheffing heeft verleend, overtreedt verzoeker door met zijn tent op het [adres] overnachten thans het in artikel 5.8.2, eerste lid, van de APV neergelegde verbod.
14. Op grond van vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder bevoegd is om handhavend op te treden.
15. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
16. Nu verweerder uitdrukkelijk heeft aangegeven dat hij, gelet op de door hem geconstateerde overlast voor omwonenden, geen nieuwe ontheffing voor de locatie Clausplein wil verlenen, bestaat er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen concreet zicht op legalisatie.
17. Voorts ziet de voorzieningenrechter in hetgeen verzoeker heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat het handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden behoort te worden afgezien. Verweerder heeft immers gemotiveerd betoogd dat in de periode van 14 november 2011 tot de datum van het bestreden besluit diverse omwonenden en bedrijven ernstige overlast hebben ondervonden van de nachtelijke aanwezigheid van verzoeker en zijn mededemonstranten op het Clausplein. Weliswaar heeft verweerder de schriftelijke klachten die verweerder heeft ontvangen thans niet ter onderbouwing van zijn standpunt overgelegd, maar de voorzieningenrechter ziet geen aanleiding aan het bestaan van de overlast te twijfelen en voorts zal verweerder de klachten – in geanonimiseerde vorm – alsnog in bezwaar kunnen overleggen.
18. Voorts ziet de voorzieningenrechter te minder aanleiding voor het oordeel dat verweerder van handhavend optreden had moeten afzien, omdat verweerder verzoeker en zijn mededemonstranten in de gelegenheid stelt om hun tent op een andere locatie te plaatsen.
19. Dat verweerder de gerechtvaardigde verwachting heeft gewekt dat verzoeker na 29 november 2011 op het Clausplein mocht blijven heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt. Blijkens de tekst van de verleende ontheffingen van 4 november 2011 en 15 november 2011 moest verzoeker veeleer aannemen dat hij met zijn mededemonstranten slechts tijdelijk op het Clausplein mocht overnachten. Daarbij komt dat door verweerder onweersproken is gesteld dat op 24 en 27 november 2011 door verweerder is medegedeeld dat de ontheffing voor het Clausplein naar alle waarschijnlijkheid niet zal worden verlengd. Dat verzoeker, zoals hij stelt, niet van alle besluitvorming op de hoogte was, dient voor zijn eigen rekening en risico te blijven. Hetgeen verzoeker overigens in dit verband heeft aangevoerd leidt de voorzieningenrechter evenmin tot het oordeel dat verweerder had moeten afzien van handhavend optreden.
20. Voorts volgt de voorzieningenrechter verzoeker niet in zijn betoog dat de in de last onder bestuursdwang genoemde begunstigingstermijn onredelijk kort is. De voorzieningenrechter stelt hierbij voorop dat volgens vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 november 2009, LJN: BK4372) bij de begunstigingstermijn als uitgangspunt geldt dat deze niet wezenlijk langer mag worden gesteld dan noodzakelijk is om de overtreding te kunnen opheffen. De begunstigingstermijn dient er toe de overtreder in de gelegenheid te stellen de last uit te voeren zonder dat overgegaan wordt tot het toepassen van bestuursdwang. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter de aan verzoeker gegunde termijn om zijn tent af te breken niet onredelijk. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet het mogelijk worden geacht om een tent binnen enkele uren af te breken.
Occupy moet vertrekken. Zij zitten inmiddels ergens anders, waar ze tot 19 januari mogen blijven.
Zie LJN: BU6718.