Nieuw instrument bij de terugkeer van zedendelinquenten in de wijk
Politie en Wetenschap publiceert vandaag een onderzoek naar de aanpak van problemen die zich voordoen rondom de de terugkeer van zedendelinquenten in de wijk. Caroline Huls en Jan Brouwer van het Centrum voor Openbare Orde en Veiligheid concluderen dat het bestuursrecht onvoldoende mogelijkheden biedt, maar het civiele recht wel. Op grond van het Burgerlijk Wetboek kan de gemeente via de civiele rechter allerlei gedragsaanwijzingen aan de zedendelinquent laten opleggen.
Politie en Wetenschap schrijft zelf op de website:
De terugkeer van een zedendelinquent veroorzaakt vaak grote onrust. In de wijk en niet in het minst ook bij het slachtoffer. Littekens worden opengereten en heftige emoties spelen op. Men wil hem niet terug, ondanks dat hij zijn straf heeft ondergaan. De burgemeester wordt, als verantwoordelijke voor de handhaving van de openbare orde, in sommige vallen onder grote druk gezet: voorkom dat deze man zich weer in de wijk kan vestigen.
De burgemeester denkt vaak dat hem de bevoegdheid ontbreekt om herhuisvesting te voorkomen. Het enige wat hij denkt te kunnen doen, is het gesprek aangaan met de zedendelinquent in de hoop hem ertoe te bewegen om te verhuizen. Weigert de zedendelinquent dit, dan rest de burgemeester niets anders dan de inzet van extra politie, zo meent hij.
Het accent in het onderzoek ligt op de vraag of een burgemeester een collectieve vordering op grond van artikel 3:305b Burgerlijk Wetboek (BW) kan instellen namens een gemeente en ter behartiging van de belangen van wijkbewoners. In dat kader wordt onderzocht of de burgemeester met succes de burgerlijke rechter kan verzoeken om de ex-zedendelinquent te verbieden zijn woonrecht of recht op vrije vestiging in de wijk waarin ook het slachtoffer woont uit te oefenen. Ook wordt onderzocht of de burgemeester met succes aan de rechter kan vragen om de ex-zedendelinquent passende maatregelen op te leggen, zoals bijvoorbeeld een verhuisgebod. Vervolgens wordt ingegaan op welke individuele maatregel of combinatie van maatregelen effectief is.
Het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen toont aan dat er meer opties bestaan dan men vaak denkt. Hoewel blijkt dat de burgemeester niet over een expliciete bevoegdheid beschikt om zelf ex-zedendelinquenten uit de wijk te weren, beschikt hij wel over de bevoegdheid om als civiele belangenbehartiger op te treden. De burgemeester trekt zich dan de belangen aan van de bewoners van de wijk waarin de ex-zedendelinquent terugkeert en waarin ook het slachtoffer woont en vraagt de rechter namens hen om passende maatregelen op te leggen aan de ex-zedendelinquent.
De juridische opening die het onderzoek daarmee biedt kan zeer relevant zijn voor burgemeesters, rechters en andere betrokkenen die te maken krijgen met de terugkeer van zedendelinquenten naar een wijk.