Invoering wietpas onderwerp van vragenuurtje Tweede Kamer
Tijdens het vragenuurtje van 8 november 2011 zijn vragen gesteld over de invoering van de wietpas.
Vragen van het lid Van der Ham aan de minister van Veiligheid en Justitie over de wens van Maastricht voor het later en zorgvuldiger invoeren van de wietpas.
De heer Van der Ham (D66):
Voorzitter. In Limburg, Zeeland en Noord-Brabant geven illegale drugsdealers overlast. Terwijl coffeeshops zich aan strenge regels moeten houden, gaan deze illegale straatdealers ongegeneerd hun gang. Ze werven klanten op straat, met name drugstoeristen uit Duitsland, België en Frankrijk, verkopen alles door elkaar heen en geven overlast. Nu wil de minister in deze grensregio versneld een wietpas invoeren. Buitenlandse toeristen kunnen dan geen wiet meer kopen in de gereguleerde coffeeshops. Veel mensen in de grensregio’s maken zich daar grote zorgen over. De coffeeshops zijn immers niet het probleem, maar de illegale straatdealers. In Maastricht verzetten de gemeenteraad en de gewone burger zich daarom tegen het beleid van de minister. Er wordt in Maastricht nu al geëxperimenteerd met het niet verkopen aan Fransen en dit heeft geleid tot een forse toename van overlast van drugsrunners en -dealers op straat. Tien wijkcomités uit Maastricht vrezen dat de overlast alleen nog groter zal worden na de invoering van de wietpas. De handel zal zich nog meer naar de straat verplaatsen. Bovendien voelen zij zich in de steek gelaten door minister Opstelten, omdat hij niet zorgt voor politieagenten om de extra overlast die zijn beleid gaat veroorzaken, te tackelen.
Ik zal straks bij de regeling van werkzaamheden vragen om het drugsdebat dat al heel lang gepland staat, nu eens op de agenda te zetten. Voorafgaand aan dat debat wil ik echter in dit vragenuur duidelijkheid van de minister krijgen. Gaat hij luisteren naar de bezwaren van de gemeente en de wijkplatforms die deze wietpas niet willen of in ieder geval niet willen dat die zo snel wordt ingevoerd? Zij willen namelijk niet dat de wietpas er in een jaar, heel snel dus, doorheen wordt gejast. Kortom, geeft de minister de gemeentes de ruimte voor eigen beleid? Graag ontvang ik een toezegging van de minister in dezen.
Minister Opstelten:
Voorzitter. Ik dank de heer Van der Ham voor zijn vragen.
Voorzitter, ik maak de kanttekening dat ik het heel plezierig zou vinden als u dit debat agendeert, maar ik mag mij daar verder niet mee bemoeien.
Het antwoord op de andere vraag van de heer Van der Ham is ja; ik doe niets anders. Ik heb altijd gezegd welk beleid ik voorsta. Ik heb de Kamer in mei in een brief daarover geïnformeerd. Ik heb de Kamer bovendien in oktober geïnformeerd over de nadere uitwerking ervan. Ik heb altijd gezegd dat ik een voorstander ben van het warme neerzetten van het nieuwe beleid voor de coffeeshops. Men heeft behoefte aan duidelijkheid en daarom heeft men ook gevraagd om die brief. Gisteren heb ik overigens overleg gehad met de Zeeuwse burgemeesters. Zij staan achter het beleid en gaan het uitvoeren, ook binnen de termijn. Ik heb bovendien overleg gehad met de Limburgse gemeenten en burgemeesters, evenals met de Brabantse burgemeesters. Ik ben niet gek! Ik wil namelijk zien dat effect van het beleid succesvol zal zijn. Ik ben daar ook van overtuigd. Mijn antwoord op het verzoek van de heer Van der Ham is dus “ja”, zoals ik al eerder heb gezegd.
Dit kan wel betekenen dat het beleid op 1 januari ingaat. Als er ruimte voor is en als het noodzakelijk is, wordt er maatwerk gepleegd. Daarvoor is er mijns inziens een iets kortere overgangsperiode noodzakelijk dan de periode waar de raad van Maastricht om vraagt. Ik vind het overigens wel prettig dat de raad van Maastricht niet meer vraagt dan een jaar uitstel. Vroeger vroeg men namelijk om afstel. Dit is dus wel een verandering in de goede richting.
De heer Van der Ham (D66):
Nog steeds is er een meerderheid in de gemeenteraad van Maastricht die de wietpas juist niet wil. Ik wijs in dit verband ook op de gemeente Venlo. CDA-burgemeester Bruls aldaar vindt de wietpas niet zo’n goed idee. Zelfs de VVD-fractie daar zegt: dat vinden wij niet zo’n goed idee; laat het aan ons over.
Ik vroeg bovendien aan de minister waar de extra politiecapaciteit blijft. Daar zit men om te springen. De tien wijkplatforms in Maastricht zeggen: als die er niet is, wordt het sowieso geen succes.
Hoor ik het bovendien goed dat de minister zegt dat gemeentes er niet aan hoeven, als zij het er lokaal – zowel in de grensgemeentes als in de grote steden elders in het land – niet mee eens zijn en het op een andere manier willen doen?
Minister Opstelten:
Het beleid gaat door. Dat heb ik altijd duidelijk gezegd. Het is ook een centraal beleid. Ik koers wel op overeenstemming met de burgemeesters in die zin dat ik probeer om met hen afspraken te maken. Gisteren heb ik dit gedaan met drie burgemeesters in Zeeland. Ik heb de indruk dat ik ook met de ministers in Brabant wel tot een goed end zal komen. Bovendien ben ik in Limburg met de burgemeesters van Maastricht, Heerlen en Venlo in gesprek. Dit zullen misschien twee of drie gesprekken worden, maar ik heb het gevoel dat wij eruit komen.
De heer Van der Ham vroeg ook naar de politiesterkte. Het gaat natuurlijk om een totaalpakket, zodat je operationeel een aantal zaken voor elkaar brengt. De inzet van politie is in dit kader van belang. Wij zullen dit bekijken volgens de normale, bestaande verhoudingen.
Verder is het de heer Van der Ham misschien ontgaan, maar ik wil hem eraan herinneren dat ik nooit meer spreek over de wietpas. Ik spreek over een clubpas. De betrokken ondernemer draagt namelijk de verantwoordelijkheid voor de leden en de besloten club. Hij wordt daarop gecontroleerd door de burgemeester en de politie.
De heer Van der Ham (D66):
What’s in a name. Er wordt weer een enorm rookgordijn opgetrokken van wat het wel en niet is. Als ik vraag of er meer politie komt, dan zegt de minister: dat gaan we nog bekijken. Een paar jaar geleden heb ik samen met de heer Leers, toen nog burgemeester van Maastricht, mevrouw Albayrak van Partij van de Arbeid en de heer Weekers, ook iemand die nu in het kabinet zit, een plan opgesteld, het Manifest van Maastricht, waar alles in staat. Hierin staat: je kunt veel doen aan de overlast daar, maar dan zul je ook iets aan de achterdeur moeten doen, dus aan de teelt van wiet; je zult ook iets moeten doen aan extra politiecapaciteit. Ik heb het manifest hier nog. Het is nog steeds actueel. Ik vraag graag aan de bode om het aan de minister te overhandigen. Zorg voor lokaal beleid, geef de mensen die in de modder staan, de prioriteit en de mogelijkheid om eigen beleid te maken en kom niet vanuit de ivoren toren met eigen plannen die in de praktijk niet zullen werken. Ik hoop dat de minister daarop reageert en in ieder geval dat plan doorleest.
Minister Opstelten:
Het laatste is absoluut het geval. Ik zal het plan van de heer Van der Ham doorlezen, maar meer kan ik niet toezeggen. Ik zal het eerst lezen.
De heer Van der Ham weet dat hij tegen mij niet moet zeggen dat ik vanuit de ivoren toren beleid voer. Ik ben precies op de hoogte van elke situatie waar ik over spreek. Ik weet wat daar gebeurt en wat er aan de orde is. Ik wil het met eigen ogen zien. Vandaar dat ik van maatwerk spreek, maar wel vanuit een duidelijke lijn. De Kamer heeft er recht op om te weten waar ik sta en dat dit beleid wordt doorgezet.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Voorzitter. Duidelijk mag zijn dat de Partij van de Arbeid de wietpas of de clubpas niet als oplossing ziet voor de drugsoverlast. Dat blijkt ook in Maastricht, want daar worden buitenlanders al geweerd uit de coffeeshops, en de overlast neemt enorm toe. Deze minister zegt dat hij niet in een ivoren toren staat en dat hij erover in gesprek is. Dat is fantastisch, maar hij kan alleen maar bewijzen dat dit niet zo is als hij zegt: inderdaad, Maastricht heeft veel overlast; ik schaf die clubpas af, want het werkt niet; ik geef ze wel extra agenten en ik geef ze de ruimte om te doen wat werkt.
Ik heb nog een tweede punt.
De voorzitter:
Heel snel, want u hebt nog een halve minuut.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Óf de minister komt de Kamer tegemoet en levert maatwerk, óf hij moet toegeven dat hij is voor stikken of slikken.
Minister Opstelten:
Het beleid is duidelijk. Dat is het kader. We zullen bekijken hoe het wordt uitgevoerd door de verschillende gemeenten. Dat is belangrijk, want niet elke stad is hetzelfde en heeft dezelfde problematiek. Ik doe dat met de burgemeesters, want zij zijn in charge.Er is geen officieel beleid waarbij buitenlandse ingezetenen worden tegengehouden. Het is een initiatief in beperkte zin van de coffeeshophouders. Ik ben ervan overtuigd dat de overlast terugloopt, wegloopt, door het beleid dat ik inzet.
De heer Çörüz (CDA):
De minister heeft een brief geschreven. Daarin staat de invoeringsdatum voor het zuiden: 1 januari. Ik hoop dat de minister nogmaals bevestigt dat maatwerk niet betekent dat we gaan marchanderen met de data. Sommige gemeenten willen een eigen ruimte creëren in het drugsbeleid. Er is een experiment van een D66-wethouder in Utrecht. Dat gaat volgens mij gewoon door, maar de minister zou op een gegeven moment ingrijpen. Is dat inmiddels gebeurd?
Minister Opstelten:
Mijn ingrijpen gaat niet verder dan dat ik zeg dat datgene waar zij met de voorbereiding mee bezig zijn, bij wet verboden is. Sommige Kamerleden juichen dat toe. Vervolgens kan ik Utrecht niet verbieden om iets voor te bereiden. Als het wordt ingevoerd, weet de burgemeester dat wij zullen ingrijpen. Dan zal het OM ervoor staan om daar even binnen te gaan.
De heer Dibi (GroenLinks):
Tijdens mijn Kamerlidmaatschap heb ik zelden zoiets wereldvreemds gehoord als de wietpas. Het is een geschenk uit de hemel voor straatdealers. De minister dwingt jongeren in de handen van die straatdealers. Die straatdealers zullen niet alleen maar softdrugs in hun binnenzak hebben maar ook harddrugs. Dus de risico’s voor onze jongeren zijn enorm groot. Waar zijn die extra agenten om te handhaven dat die straatdealers niet op elke hoek van het schoolplein te vinden zijn?
Minister Opstelten:
Mevrouw de voorzitter. Ik wil herhalen dat we het niet over de wietpas hebben, want dan hebben we het over een pas die je met je mee draagt. Het is de verantwoordelijkheid van de ondernemers om de leden tot een besloten club toe te laten. En daar worden ze op gecontroleerd. Ik ben ervan overtuigd – alle onderzoeken wijzen daarop – dat als je strak je beleid uitvoert en handhaaft, de overlast binnen een aantal maanden weg is. Kijk naar Bergen op Zoom, Roosendaal en andere steden waar ik een verleden heb. Daar zullen we op inzetten en de gemeenten en de burgemeesters zullen dat ook doen met de politie waar ze binnen de prioriteit de beschikking over hebben.
Zie hier.