Hoger beroep burgemeester tegen tijdelijk huisverbod ongegrond
De burgemeester van de gemeente Hof van Twente legt29 september 2009 een man een tijdelijk huisverbod op. De man stelt beroep in tegen dit besluit. De voorzieningenrechter vernietigt het huisverbod aangezien vanaf 2 en 9 oktober de vrouw en kinderen van de man niet meer in de woning verblijven. Het gevaar is derhalve geweken.
De burgemeester stelt hoger beroep in. De voorzieningenrechter had namelijk de feiten die zich na de oplegging hebben voorgedaan niet mogen betrekken bij zijn oordeel. De Afdeling is het oneens met deze stelling:
“Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 17 februari 2010 in zaak nr.200901869/1/H3), volgt uit het stelsel van de Wth dat de rechter in de eerste plaats moet beoordelen of het huisverbod had mogen worden opgelegd en, in het geval het is verlengd, of het had mogen worden verlengd. Als het huisverbod nog geldt op de dag waarop de rechter zijn uitspraak doet, dient hij vervolgens in verband met artikel 6, derde lid, van de Wth te bezien of zich na de oplegging of de verlenging van het huisverbod feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waaruit blijkt dat de dreiging van gevaar of het vermoeden daarvan zich ten tijde van de beoordeling door de rechter niet langer voordoet, zodat het niet gerechtvaardigd is het huisverbod te laten voortduren. Het betoog dat de burgemeester zich gedurende het verstrijken van de tien dagen er niet ambtshalve van behoeft te vergewissen of nog aan de toepassingsvoorwaarden voor het opleggen van het huisverbod is voldaan, wat daar ook van zij, laat deze beoordeling door de rechter onverlet. De voorzieningenrechter heeft derhalve terecht beoordeeld of zich na de oplegging van het huisverbod feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waaruit blijkt dat de dreiging van gevaar of het vermoeden daarvan zich ten tijde van zijn beoordeling niet langer voordeed, zodat het niet gerechtvaardigd was het huisverbod te laten voortduren.”
Het hoger beroep is ongegrond.
Zie LJN: BM4987