College van B&W moet papegaaienoverlast onderzoeken
Een man heeft meerdere papegaaien in een volière in de tuin. Deze vogels maken lawaai. De buurman verzoekt het college van B&W om handhaving van een bepaling uit de APV. Artikel 4.1.5b verplicht degene die zorg heeft voor een dier te voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt. Het college doet onderzoek naar de overlast waarna de man enkele vogels wegdoet. De buurman blijft klagen, waarna opnieuw onderzoek wordt verricht. Het college weigert om handhavend op te treden. De Rechtbank overweegt over het ingestelde beroep:
“Voorop staat dat het laatstgenoemde geluidsonderzoek bestaat uit slechts een viertal metingen, waarbij slechts één keer is gemeten in de vroege avonduren, een tijdstip waarop de papagaaien en kaketoes volgens eiser en [buurman] extra actief zijn. Voorts zijn de metingen verricht nadat [buurman] kennelijk enkele kaketoes heeft verwijderd. Nu onbetwist is dat [buurman] niet alleen vogels houdt maar ook in deze vogels handelt, had het op de weg van verweerder gelegen over een veel langere periode (namelijk een representatieve periode waarin vogels zijn ge- en verkocht) te meten. Verder volgt uit de resultaten van dit onderzoek dat het geluid van de papagaaien en kaketoes wel degelijk leidt tot een verhoging van het geluidsniveau. Immers, het omgevingsgeluid produceert een Lmax tussen 45 en 55 dB(A), het geluid van de vogels leidt tot een hogere Lmax. Daar komt bij dat de gemeten Lmax-waarden van het geluid van de vogels van [buurman] enkele malen de waarden overschrijden volgens de handreiking industrielawaai en vergunningverlening, bij welke handreiking verweerder bij het bestreden besluit aansluiting heeft gezocht. Ook uit de resultaten van het door eiser verrichte geluidsonderzoek door HMB B.V. kan de rechtbank in deze geen conclusies trekken nu HMB slechts op één dag omstreeks één tijdstip, te weten 9 mei 2008 rond 18.00 uur, metingen heeft verricht en deze metingen plaatsvonden terwijl de omstandigheden (hoeveelheid vogels) anders waren dan ten tijde in geding.
Gelet op het vorenoverwogene bieden de resultaten van voornoemd onderzoek onvoldoende grondslag voor de conclusie dat eiser geen geluidsoverlast ondervindt van de vogels van [buurman]. Dat betekent dat het onderzoek niet met de vereiste zorgvuldigheid is verricht en dat het daarop gebaseerde bestreden besluit een deugdelijke motivering ontbeert, zodat sprake is van strijd met het bepaalde in de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd.”
Zie LJN: BN8192.
Zie ook LJN:BN4417.