Café terecht gesloten op grond van art. 13b Opiumwet
De burgemeester van Groningen sluit een café op grond van 13b Opiumwet. In het café zijn cocaïne en XTC aangetroffen. De exploitant van het café is het niet eens met het besluit. Volgens hem kon de burgemeester de bevoedgheid uit art. 13b Opiumwet niet inzetten. De voorzieningenrechter is het daarmee oneens:
Onder verwijzing naar een uitspraak van 5 januari 2005 van de ABRS, kenbaar uit LJN: AR8730, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de enkele aanwezigheid van harddrugs ten behoeve van verkoop, aflevering of verstrekking de bevoegdheid verschaft tot sluiting van het horecabedrijf. Het is niet vereist dat daadwerkelijk harddrugs zijn verhandeld in het horecabedrijf. Door de enkele aanwezigheid van de genoemde harddrugs in het horecabedrijf van verzoeker was verweerder ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet reeds bevoegd om tot toepassing van bestuursdwang over te gaan. De omstandigheid dat, zoals door [de vrouw] is verklaard, zij niet de intentie had de cocaïne te verkopen en om die reden de gripzakjes op de grond heeft gegooid, is -wat er verder ook van die verklaring zij- dan ook niet van belang. De voorzieningenrechter wijst er daarbij volledigheidshalve op dat er, gelet op de hoeveelheid harddrugs, geen sprake is van eigen gebruik en dat tijdens de inval in het café ook -zoals hier voren al is aangegeven- bij andere personen gripzakjes zijn aangetroffen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan dan ook niet worden gesproken van een incident, zoals door de gemachtigde van verzoeker ter zitting naar voren is gebracht. Wat er ook zij van de (overigens) overgelegde verklaringen, deze verklaringen kunnen gelet op het feit dat er een handelshoeveelheid harddrugs aangetroffen is in het horecabedrijf van verzoeker niet afdoen aan de bevoegdheid van verweerder om tot toepassing van bestuursdwang over te gaan. In dit verband wijst de voorzieningenrechter erop dat de verklaring van de vaste gasten dat zij niet hebben gezien dat er in harddrugs gedeald wordt in het café van verzoeker, niet betekent dat daarvan geen sprake is geweest, zeker niet nu een handelshoeveelheid cocaïne aanwezig was in het café. Ook deze grond van verzoeker kan dan ook niet slagen.
De burgemeester mocht dus art. 13b Opiumwet inzetten.
Zie LJN: BQ8508