Betoging Occupy Rotterdam moet op last burgemeester wijken voor evenementen
De burgemeester van Rotterdam laat Occupy Rotterdam weten dat het niet is toegestaan de betoging op het beursplein voort te zetten ten tijde van het terassen- en evenementenseizoen. Occupy Rotterdam is het daarmee niet eens en verzoekt om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter stelt vast dat hier de Wet Openbare Manifestaties (WOM) van toepassing is en schorst het besluit van de burgemeester. Occupy wordt gedurende korte periodes verboden om te betogen.
De voorzieningenrechter overweegt:
8. De voorzieningenrechter stelt verder vast dat noch door verweerder noch door verzoekers enig bewijs is overgelegd waaruit blijkt van een kennisgeving van de permanente demonstratie vanaf 15 oktober 2011 met de activiteiten zoals indertijd gewenst en die tussentijds klaarblijkelijk wijzigingen heeft ondergaan. Ook ontbreekt een besluit waarin verweerder hiermee heeft ingestemd al dan niet onder het opleggen van voorschriften, beperkingen of verboden. Het dossier zoals thans voorhanden lijkt er eerder op te wijzen dat het permanente protest van Occupy op het Beursplein door verweerder is gedoogd en dat er mondeling en deels schriftelijk (e-mail) afspraken zijn gemaakt.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder de artikelen 2 en 5 van de Wom aan het besluit ten grondslag heeft gelegd.
Gelet op het voorgaande sluit de voorzieningenrechter niet uit dat deze grond in bezwaar geen stand kan houden, nu mogelijk strikt genomen nooit een kennisgeving van de onderhavige demonstratie is gedaan. De voorzieningenrechter, zal hieraan evenwel bij de beoordeling van het thans voorliggende besluit geen gevolgen verbinden, nu – indien het in bezwaar ervoor zou moeten worden gehouden dat geen voorafgaande kennisgeving van betoging voorhanden is en evenmin een van de wel verstrekte kennisgevingen in de periode na 15 oktober 2011 daartoe zou kunnen dienen – artikel 7 van de Wom eenzelfde bevoegdheid aan verweerder geeft als thans is toegepast, welke bevoegdheid eveneens moet worden getoetst aan de belangen als bedoeld in artikel 2 van de Wom.De voorzieningenrechter begrijpt het bestreden besluit aldus dat verweerder zich bij zijn besluit heeft gebaseerd op de in artikel 2 van de Wom genoemde gronden van de bescherming van de gezondheid en de voorkoming van wanordelijkheden.
Daartoe is in het bestreden besluit gesteld dat de politie heeft geadviseerd de demonstratie op grond van crowd management en crowd control en vanwege de vrees voor wanordelijkheden op een andere, minder hinderlijke, locatie voort te zetten. Gelet op het advies van de politie, ter voorkoming van wanordelijkheden en ter bescherming van de veiligheid van winkelend publiek en bezoekers van evenementen, is verweerder van oordeel dat een demonstratie met een permanent karakter niet kan worden voortgezet op het Beursplein. Daarbij heeft de burgemeester mede in overweging genomen dat het recht op demonstratie niet zo ver strekt dat een gedeelte van de openbare ruimte in de stad permanent door de Occupy demonstratie kan worden bezet.Ten aanzien van dit laatste punt overweegt de voorzieningenrechter dat het tijdsverloop van een manifestatie niet bepalend is voor de vraag of een verbod kan worden opgelegd om de manifestatie voort te zetten. Een dergelijk verbod is immers alleen mogelijk in de door de wet gegeven gevallen, zoals hiervoor omschreven.
De voorzieningenrechter is, anders dan verzoekers, van oordeel dat het schriftelijk advies van de politie van 29 maart 2012, welk advies volgens verweerder eerder mondeling was besproken in de driehoek en mede ten grondslag is gelegd aan het bestreden besluit, betrokken dient te worden bij de beoordeling van de vraag of het thans voorliggende besluit naar verwachting in bezwaar stand zal houden. De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat de conclusies uit het schriftelijk advies zijn verwerkt in de overwegingen van het bestreden besluit en dat het schriftelijk advies thans door verweerder is ingebracht teneinde te dienen als nadere onderbouwing van het bestreden besluit, hetgeen – gelet op het karakter van een bezwaarprocedure waarin voorzien is in een volledige heroverweging van het bestreden besluit – verweerder niet kan worden tegengeworpen. De voorzieningenrechter betrekt dit advies dan ook bij haar beoordeling.
In het schriftelijk advies van de politie van 29 maart 2012 worden de bevindingen weergegeven rondom de demonstratie van Occupy sinds 15 oktober 2011 alsmede wordt een overzicht gegeven van incidenten die rondom de demonstratie door de politie zijn vastgelegd. Het advies luidt om de demonstratie in het kader van crowd control op de huidige locatie van Occupy te beëindigen met het oog op de veiligheid van de demonstranten en de veiligheid van het publiek bij een viertal genoemde evenementen.
De evenementen, die in het rapport worden genoemd, betreffen de marathon van Rotterdam op 15 april 2012, de finish van de Roparun op 28 mei 2012, het zomercarnaval op 27 en 28 juli 2012 alsmede de Bavaria City Racing op 26 augustus 2012.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het rapport van de politie voldoende grondslag biedt voor het standpunt van verweerder dat omvang en locatie van de (huidige) manifestatie van Occupy ongewenst is met het oog op de bewaking van de openbare orde en veiligheid van personen, waaronder de demonstraten zelf, gedurende alsmede korte tijd voor en na de genoemde evenementen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder de belangen van de openbare orde en veiligheid, in artikel 2 van de Wom vertaald in de bescherming van de gezondheid en het voorkomen van wanordelijkheden, op dit punt heeft kunnen laten prevaleren boven de belangen van verzoekers om hun manifestatie ook ten tijde van de evenementen ter plaatse te kunnen voortzetten.Ter zitting is desgevraagd namens verweerder aangegeven dat de specifieke evenementen zwaarwegend zijn geweest bij de beoordeling van de onderhavige kwestie.
De overwegingen die in het politierapport ten aanzien van andere omstandigheden dan de genoemde evenementen zijn gesteld, zijnde de komst van het terrassenseizoen en de verwachting dat zich door toename van het uitgaanspubliek vaker incidenten zullen gaan voordoen rondom Occoupy, acht de voorzieningenrechter niet draagkrachtig genoeg om het door verweerder gegeven volledig verbod op demonstratie op het Beursplein gedurende de periode van 31 maart 2012 tot 1 oktober 2012 te kunnen rechtvaardigen.
De onderbouwing van dit onderdeel van het bestreden besluit is onvoldoende overtuigend en wordt onvoldoende ondersteund door objectieve gegevens. Niet is gebleken van (ernstige) incidenten die een dergelijk vergaand besluit thans kunnen rechtvaardigen.
Onduidelijk is of verweerder in staat zal zijn om bij de te nemen beslissing op bezwaar dit onderdeel van haar besluit genoegzaam te onderbouwen.9. Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar het bestreden besluit naar verwachting niet volledig in stand zal kunnen blijven, zodat er aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om het bestreden besluit gedeeltelijk te schorsen en te bepalen dat de demonstratie mag worden voortgezet op dezelfde wijze en locatie als ten tijde van het bestreden besluit tot zes weken na de te nemen beslissing op bezwaar,
zij het dat de demonstratie niet is toegestaan in de periode van 10 april tot en met 17 april 2012 in verband met de marathon van Rotterdam, in de periode van 23 mei tot en met
30 mei 2012 in verband met de Roparun, in de periode van 22 juli tot en met 30 juli in verband met het zomercarnaval en in de periode van 21 augustus tot en met 28 augustus 2012 in verband met Bavaria City Racing.
Zie LJN: BW1006