Bedrijf aan huis in strijd woonbestemming en veroorzaakt overlast
Een inwoner van Den Helder bouwt bij zijn huis een aanbouw. In deze aanbouw worden kookworkshops, kinderfeestjes en een high tea gegeven:
Bij besluit van 16 juli 2008 heeft verweerder op verzoek van de heer [naam] (hierna: [naam]) reguliere bouwvergunning verleend voor het vergroten en ombouwen van de bestaande berging tot woonkeuken en het plaatsen van een nieuwe berging achter de woning op het perceel [adres] te [plaats]. Eisers, die woonachtig zijn naast de woning van [naam], hebben op 29 september 2009 bij verweerder geklaagd over geluid- en parkeeroverlast vanwege verkeer van en naar de woning van [naam]. Daarop hebben gemeentelijke toezichthouders een controlebezoek gebracht aan [naam]. Tijdens deze controle is geconstateerd dat de nieuw gebouwde aanbouw in gebruik is genomen als workshopruimte met een eigen keukenblok. In deze ruimte, met de naam [naam ruimte], worden door de echtgenote van [naam] kinderfeestjes georganiseerd. Deze feestjes variëren van het bereiden van taarten tot het verzorgen van een high tea. Aansluitend is er de mogelijkheid om pannenkoeken of patat te eten met de kinderen. Daarnaast is er een aangepast programma voor volwassenen, dat bestaat uit het decoreren van taarten, het maken van tapas of het verzorgen van een high tea.
Op 1 december 2009 hebben eisers verweerder verzocht [naam ruimte] te sluiten.
De buren maken tevergeefs bezwaar tegen de weigering tot handhaving van het college van b&w. De rechtbank overweegt:
De vraag of het in geding zijnde gebruik van de workshopruimte strijdig is met de geldende woonbestemming, moet volgens de jurisprudentie (zie bovengenoemde uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State van 22 juni 1993) worden beoordeeld aan de hand van de ruimtelijke uitstraling die dat gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft; bezien moet worden of deze uitstraling van dien aard is dat deze niet meer te rijmen valt met de woonfunctie van het betrokken pand. Binnen dat kader kan van belang zijn of de desbetreffende activiteiten een beroeps- of bedrijfsmatig karakter hebben.
18. Uit de stukken, waaronder een door de echtgenote van [naam] op 23 maart 2010 bij verweerder ingediend overzicht van de activiteiten in [naam ruimte], is wat betreft het gebruik het volgende naar voren gekomen. De echtgenote van [naam] organiseert in de betrokken workshopruimte gemiddeld 2 à 3 keer per week kinderfeestjes voor een groep van 6 tot maximaal 10 kinderen. De kinderfeestjes, waarbij gezamenlijk voedsel wordt bereid en waarbij aansluitend de mogelijkheid bestaat om patat of pannenkoeken te eten, duren van 14.00 tot 17.30 uur. Voor volwassenen vinden er 1 à 2 keer per week in de avonduren kookworkshops plaats. Deze groep bestaat uit maximaal 8 personen. Tevens is het mogelijk om taarten, high tea of salades te bestellen.
19. De rechtbank is, anders dan verweerder, van oordeel dat de activiteiten die in de workshopruimte plaatsvinden, gelet op hun ruimtelijke uitstraling, strijdig zijn met de geldende woonbestemming. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de activiteiten een bedrijfsmatig karakter hebben en ten opzichte van de woonfunctie grootschalig zijn, zowel qua omvang als frequentie. De workshops worden meerdere keren per week, ook in de avondperiode, gehouden. Daarbij gaat het om een forse groep bezoekers. Voorts acht de rechtbank van belang dat sprake is van piekmomenten op het tijdstip van aanvang en afsluiting van de workshops, waarop de bezoekers aan- en afrijden. Dergelijke verkeersbewegingen, waardoor geluidsoverlast voor omwonenden kan ontstaan, zijn niet gangbaar bij een woonbestemming. Verder hecht de rechtbank betekenis toe aan het feit dat voor de exploitatie extra parkeerruimte benodigd is, waarin inmiddels is voorzien.
Onder deze omstandigheden kan verweerder niet worden gevolgd in zijn stelling dat het gebruik is te rijmen met de woonbestemming van het pand.
Het college moet dus handhavend optreden tegen het bedrijfje.
Zie LJN: BR5127.