Afdeling: Art. 13b Opiumwet verleent bevoegdheid tot opstellen coffeeshopbeleid
Een exploitant van een coffeeshop stelt dat art. 13b Opiumwet de burgemeester niet de bevoegdheid verleent om coffeeshopbeleid op te stellen. Het bestreden coffeeshopbeleid bevat onder meer een voorgeschreven afstand van coffeeshops tot scholen. De Rechtbank Rotterdam is het oneens met de stelling van exploitant:
“Anders dan in eerdere uitspraken van deze rechtbank is overwogen, is de rechtbank thans van oordeel dat artikel 13b van de Opiumwet de burgemeester (mede) de bevoegdheid biedt tot het opstellen van een coffeeshopbeleid. Verweerder kan immers op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet handhavend optreden tegen de verkoop van softdrugs en kan (dus) ook besluiten daarvan af te zien en te gedogen. Hieruit, alsook uit het bepaalde in artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet, volgt dat verweerder de bevoegdheid toekwam om het Rotterdamse Coffeeshopbeleid 2007 op te stellen. (Expliciete) instemming van de gemeenteraad met (onderdelen van) dat beleid was dan ook niet vereist. Voor het oordeel dat slechts de nationale wetgever of het Openbaar Ministerie de bevoegdheid heeft regels te vervaardigen die als doel hebben jongeren te beschermen tegen softdrugs, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten.”
De rechtbank acht het bestreden beleid niet onredelijk. Zie LJN: BL1082
De Afdeling bevestigt in juli 2010 bovenstaande uitspraak. Zie LJN: BN2648