ABRvS: burgemeester is bevoegd een woning te sluiten bij aantreffen handelshoeveelheid drugs
De burgemeester van Groningen sluit een huurwoning voor de duur van zes maanden op grond van artikel 13b Opiumwet. In de woning is onder meer 2,98 gram heroïne, 0,87 gram cocaïne, mobiele telefoons, stanleymesjes, een weegschaal en een bekraste spiegel aangetroffen. Nadat het bezwaar van de huurder ongegrond is verklaard, gaat hij in beroep bij de rechtbank. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en daarom stelt de huurder hoger beroep in bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
De huurder stelt als eerste dat de bezwaarprocedure onzorgvuldig is verlopen, omdat het proces-verbaal aan de adviescommissie bezwaarschriften is vertrekt zonder dat hij daarvan op de hoogte was. Volgens de Afdeling is er geen sprake van een onzorgvuldige procedure, omdat appellant bekend was met het proces-verbaal. Daarnaast is de sluiting van de woning niet gebaseerd op het proces-verbaal, maar op de bestuurlijke rapportage.
Verder is de huurder van mening dat de burgemeester niet bevoegd is om de woning te sluiten, omdat er geen sprake is van drugshandel of overlast. De Afdeling overweegt dat de burgemeester wel bevoegd is om de woning te sluiten, omdat er sprake is van een handelshoeveelheid drugs. Of er sprake is van overlast is voor de toepassing van art. 13b Opiumwet niet relevant.
Als laatste betoogt de huurder dat de sluiting van zes maanden onevenredig is. Ook dit betoog faalt, want hij heeft geen omstandigheden aangevoerd waarom de burgemeester een kortere periode moest sluiten. Het hoger beroep is daarom ongegrond.
Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 11 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:727.
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2020:727