Huurovereenkomst kan niet worden ontbonden wegens hennepteelt
Een Rotterdamse huurder plaats gedurende korte tijd een tent van 1 vierkante meter in zijn woning. In deze tent staan 17 hennepplanten. Daarnaast creëert hij een brandgevaarlijke situatie door illegaal stroom af te tappen. De gemeente ontmantelt de plantage. De verhuurder (Vestia) vordert vervolgens ontbinding van de huurovereenkomst. De man heeft zich niet als goed huurder gedragen. De rechtbank wijst deze vordering af:
‘Zowel op grond van artikel 13 van de algemene voorwaarden die deel uitmaken van de huurovereenkomst die [gedaagde] met Vestia heeft gesloten, als op grond van artikel 7:213 BW moet [gedaagde] zich als een goed huurder jegens Vestia gedragen. De woning wordt door [gedaagde] ook als zodanig gebruikt. Hij betaalt de huur en veroorzaakt geen overlast aan zijn buren. Tot zover kan [gedaagde] waren bestempeld als een goed huurder. [gedaagde] heeft echter gedurende een heel korte periode in een deel van de woning in een tent een hennepkwekerij van zeer beperkte omvang ingericht. De situatie zoals beschreven in het rapport van de fraudespecialist van Eneco Services BV wordt door [gedaagde] ook niet betwist.
De kantonrechter concludeert op basis van dat rapport dat deze hennepkwekerij onprofessioneel was aangelegd, waardoor in enige mate brandgevaar voor deze woning en omliggende woningen aanwezig was. Door aldus te handelen heeft [gedaagde] gehandeld in strijd met goed huurderschap en is er dus, strikt genomen, sprake van “wanprestatie” door [gedaagde], zij het dat het, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gaat om een relatief geringe wanprestatie. Dat [gedaagde] mogelijk ook elektriciteit heeft gestolen, hetgeen hij overigens zelf met klem ontkent, laat de kantonrechter buiten beschouwing. Het stelen van elektriciteit is immers aan te merken als onrechtmatig handelen jegens de leverancier daarvan en niet jegens Vestia.Deze relatief geringe toerekenbare tekortkoming rechtvaardigt niet de toewijzing van de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van de woning, nu dat voor [gedaagde] in de privé-sfeer grote gevolgen zal hebben. De vordering van Vestia zal daarom worden afgewezen.’
Zie BL1952.