Gerechtshof: vader treiterbroers Terwijde (Utrecht) moet woning terecht ontruimen wegens overlast
De vader van twee zoons die buurtbewoners terroriseren moet op last van de voorzieningenrechter zijn huurwoning ontruimen. Ik schreef eerder over deze zaak op deze site. De vader gaat tevergeefs in hoger beroep. Volgens het gerechtshof is de ontruiming rechtmatig.
Het gerechtshof overweegt:
4.5 Gelet op de aard en het aantal incidenten dat is voorgevallen nadat met [appellant] op [datum] duidelijke afspraken waren gemaakt, oordeelt het hof met de kantonrechter dat sprake is geweest van ernstige overlast waarvoor [appellant] verantwoordelijk wordt gehouden (artikel 7:219 en 213 BW). Het hof heeft hier het oog op de toevlucht van vier verdachten van een snelkraak – vrienden van [zoon a] – in de schuur van de woning op [datum], de poging woninginbraak ‘om de hoek’ van [zoon b] met een vriendje op [datum] en de ongeloofwaardige ontkenning daarvan van [appellant] jegens de wijkagent, de escalerende problemen met de buren van nummer [nummer] vanaf [datum] en de autokraak in [wijk] op [datum] waarbij voor de vlucht gebruik werd gemaakt van een op naam van [appellant] gestelde auto die in gebruik was bij [zoon a].
4.6 Anders dan [appellant] aanvoert, is hiertegenover van onvoldoende belang dat hij [zoon b] heeft aangemeld bij het Centrum voor transculturele geestelijke gezondheidszorg (NOAGG) en daarna heeft afgewacht totdat [zoon b] in september en november [jaartal] werd onderzocht. Dat deze interventie het gedrag van [zoon b] heeft doen wijzigen en de overlast heeft verminderd, heeft [appellant] immers niet gesteld en is ook niet gebleken. De gestelde medewerking van [appellant] aan hulpverlening voor [zoon b] vlak voor en nadat [zoon b] op [datum] was aangehouden, was, ook gelet op de in september van het jaar daarvoor gemaakte afspraken, te laat. De inschrijving van [zoon a] op een ander woonadres heeft evenmin belet dat [zoon a] in de (omgeving van) de [straatnaam] bleef komen en overlast bleef veroorzaken. Tot slot heeft [appellant] niet weersproken dat hij overdag vrijwel steeds afwezig is zodat hij geen toezicht kan houden op wat in en rond de woning gebeurt. [appellant] heeft dus nagelaten de redelijkerwijs van hem te verlangen maatregelen te treffen in verband met de hem bekende misdragingen van zijn zonen.
4.7 Tot slot gaat het hof aan het betoog van [appellant] voorbij dat niet alleen zijn zonen, maar ook anderen overlast hebben veroorzaakt. [appellant] erkent dat zijn zonen overlast hebben gepleegd. Indien die overlast met anderen is gepleegd, maakt dat de door [zoon b] en [zoon a] gepleegde overlast niet anders, hoogstens ernstiger. Verder acht het hof het niet relevant in dit kader dat derden, die geen banden zouden onderhouden met [zoon a] en [zoon b], in de wijk overlast veroorzaken.
4.8 [appellant] verwijt Mitros tot slot dat zij onvoldoende heeft gedaan om de overlast te bestrijden. Het hof acht het primair de verantwoordelijkheid van de huurder (en vader) overlast van inwonende of bij hem verblijvende kinderen te voorkomen. Verder ziet [appellant] over het hoofd dat Mitros als sociale verhuurder weliswaar medeverantwoordelijk is voor de leefomgeving van haar huurders, maar anderzijds slechts kan handelen op basis van meldingen. Dat en wanneer concrete meldingen aan Mitros zijn gedaan waarop zij niet of onvoldoende heeft gerespondeerd, heeft [appellant] onvoldoende toegelicht. Daarnaast mag Mitros zich bij haar handhavende taak laten bijstaan door maatschappelijke organisaties en de politie. Niet weersproken is dat de wijkagent bij de beteugeling van de overlast in [wijknaam] actief is geweest en in elk geval vanaf [datum] [appellant] heeft aangesproken op de door de zonen gepleegde overlast.
Zie LJN: BW1651