Bewoner in laatste-kanswoning krijgt laatste waarschuwing van rechter
Een huurder veroorzaakt veel overlast. Hij verblijft al in een laatste-kanswoning. De huurder veroorzaakt voornamelijk geluidsoverlast en heeft brand gesticht. De verhuurder vordert ontruiming van de woning. De voorzieningenrechter overweegt:
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. [Gedaagde] erkent geluidsoverlast te hebben veroorzaakt. Die overlast heeft echter enige tijd geleden plaatsgevonden. Dat thans nog sprake is van het veroorzaken van geluidsoverlast heeft De Woonplaats niet voldoende aannemelijk kunnen maken. Er zijn weliswaar verklaringen van omwonenden in het geding gebracht, maar uit die verklaringen blijkt onder andere dat sinds enige tijd geen sprake meer is van geluidsoverlast. In die verklaringen wordt wel gerept over het stichten van brand door [gedaagde], maar dat wordt door [gedaagde] ten stelligste ontkend. Ter onderbouwing van de stelling dat [gedaagde] brand in de woning heeft gesticht heeft De Woonplaats een proces-verbaal van constateringen in het geding gebracht waarin wordt gesproken over brandstichting, maar uit de daarbij gevoegde foto’s en uit de ter zitting getoonde in kleur geprinte versies kan de voorzieningenrechter niet opmaken dat brand is gesticht. Het stichten van brand in de woning levert weliswaar een ernstige wanprestatie op, welke wanprestatie grond geeft de huurovereenkomst te ontbinden, maar die brandstichting is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de situatie thans niet zo acuut dan wel dreigend dat de ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening moet worden bevolen.
Voor een dergelijke voorziening is slechts plaats indien vast staat dat er sprake is geweest van zodanige overlast, dat kan worden aangenomen dat in een bodemzaak de huurovereenkomst zal worden ontbonden. In het kader van dit kort geding is dat laatste onvoldoende gebleken. Uit de overgelegde verklaringen van de buren en uit wat [gedaagde] ter zitting naar voren heeft gebracht, volgt dat de (geluids)overlast tot het verleden behoort. [Gedaagde] heeft verklaard dat zij in de toekomst geen overlast meer zal veroorzaken.
Omdat er echter in het verleden ook al eens sprake van is geweest dat de overlast verminderde, waarna deze toch weer terugkwam, is de voorzieningenrechter er niet volledig van overtuigd dat toekomstige (geluids)overlast achterwege zal blijven. Om te voorkomen dat De Woonplaats, als [gedaagde] weer overlast mocht veroorzaken, opnieuw van voren af aan moet beginnen, zal de voorzieningenrechter de onderhavige procedure aanhouden tot maandag 3 oktober 2011 te 14:00 uur. Indien [gedaagde] na 8 juni 2011 (de dag van de mondelinge behandeling van dit kort geding) wederom aantoonbare overlast (mocht hebben) veroorzaakt, kan De Woonplaats de voorzieningenrechter verzoeken deze procedure bij vervroeging te behandelen. [Gedaagde] kan dit tussenvonnis beschouwen als een laatste kans.
Ondanks dat huurder al in een laatste-kanswoning zit, krijgt hij alsnog een laatste kans.
Zie LJN: BQ8609.